Met grote regelmaat verdwijnen dakpannen in de afvalcontainer: historische
pannen van uiteenlopende vormen en kleuren. In Nederland zijn inmiddels
middeleeuwse dakbedekkingsmaterialen, zoals onder- en bovenpannen uiterst
zeldzaam geworden. Maar ook het Oudhollandse en het laat-19e-eeuwse pannendak
worden bedreigd. Het monumentale dak wordt "belaagd" door het gebruik van nieuwe
pannen, soms vervaardigd in zogenaamde oude vormen. Ook bitumineuze
dakbedekkingsmaterialen rukken op. Niet alleen het vervangen van dakpannen vormt
een bedreiging voor het historisch pannendak, maar ook loodconstructies,
dakramen, dakkapellen, daktuinen, dakterrassen en allerlei doorvoeren.
Oude historie
"De terracotta dakpan is tussen 700 en 630 voor Chr. op verschillende
plaatsen in Griekenland verschenen. De eerste toepassingsgebieden waren
overheidsgebouwen en tempels. De Grieken introduceerden de dakpan in hun
kolonies in Zuid- en Midden-Italië en de Romeinen brachten hem naar West-Europa."
**)
Hoe kijkt de Rijksdienst van de Monumentenzorg (Cultureel Erfgoed) aan tegen de aantasting van het historisch pannendak?
Het historisch pannendak vormt een wezenlijk onderdeel van het monument en in
onderlinge samenhang een belangrijke karakteristiek binnen het beschermde stads-
of dorpsgezicht. Hiermee dient met grote zorgvuldigheid te worden omgegaan.
Jammer genoeg gebeurt dat niet altijd. Zo is de tendens om holle pannen tijdens
restauratie te vervangen door Opnieuw Verbeterde Hollandse of door nieuwe "oude"
pannen, een ongelukkige ontwikkeling. Het eenvormige, strakke uiterlijk van die
pannen is wezensvreemd aan het historisch dak. Door het verloren gaan van
authentiek, waardevol materiaal loopt het van oudsher fascinerende beeld van het
historisch daklandschap ernstig gevaar. Deze ontwikkeling is tegengesteld aan
een belangrijke stelregel uit het Charter van Venetië die de RDMZ
onderschrijft: "conserveren is beter dan repareren, repareren beter dan
restaureren, restaureren beter dan reconstrueren".
Het "weke" dak
De vroegste dakbedekking in ons land bestond uit organische materialen, zoals
stro, gras en riet. Al dan niet met leem bestreken, vormde dit "weke dak" tot in
de 14e eeuw, de goedkoopste, dus meest toegepaste bedekking. Hevige
stadsbranden noodzaakten de verschillende stadsbesturen vanaf het midden van de
14e eeuw voorschriften uit te vaardigen met betrekking tot het gebruik van
harde dakbedekkingmaterialen, zoals daktegels, onder- en bovenpannen en leien.
Ook de rookafvoeren moesten voortaan in steen worden uitgevoerd. Rond 1600
behoorde het "weke" stadsdak tot het verleden.
Gegolfde holle pan
De introductie in 1466 van een gecombineerde onder- en bovenpan, de Zwolse
Quackpan, betekende een revolutionaire vernieuwing. Uit deze pan ontwikkelde
zich rond 1500 de gegolfde holle pan die ook buiten de Nederlanden een grote
verspreiding vond. Het belangrijkste voordeel van de gegolfde holle pan was dat
een hard, dicht dak werd gevormd met minder overlapping dan voorheen, waardoor
het gewicht van de dakbedekking afnam.
Tot
in de 18e eeuw lagen holle pannen op de onbeschoten kap. Ze hingen met hun nok
aan horizontale panlatten die op de sporen waren gespijkerd. Al naar gelang de
heersende windrichting gebruikte men links- of rechtsdekkende pannen. (Op de
beiaardschool in Amersfoort, grote Spui, liggen dergelijke pannen en wel
linksdekkende ivm. de westenwind.) Om
inregenen en insneeuwen te voorkomen, werd de verbinding tussen de pannen
oorspronkelijk "gedokt". De zijvoegen werden daarbij gedicht met bosjes
roggestro, zogenoemde strodokken. Op het platteland werd de strodok tot in de
jaren vijftig van onze eeuw toegepast.
Een andere methode was het dichtzetten van de voegen aan de binnenzijde met
kalkmortel (gemengd met koehaar). Dit vormde tevens een brandveiliger methode.
Het aanbrengen van dakbeschot vond in de 18e eeuw steeds meer ingang.
Linksdekkende Hollandse pannen raakten na de introductie van het dakbeschot in
onbruik.
Ogenschijnlijke uniformiteit van de holle pan
Qua type is de holle dakpan uniform: Een flauw gebogen bovenzijde met een "wel",
een aangebakken nok aan de achterzijde. De kenmerkende, rode kleur is te danken
aan de aanwezigheid van ijzeroxide in de klei. Toch zijn de pannen wat betreft
vorm en kleur geenszins identiek. De wijze van vervaardigen leidde tot kleine
verschillen in vorm. De klei werd met de hand gemengd waardoor geen homogeen
gekleurd product ontstond.
Naast de bekende rode pannen komen blauwe, de gesmoorde pan, of verglaasde
pannen voor. De kleur komt tot stand doordat aan het einde van het bakproces de
rood bakkende klei vrijwel van luchttoevoer werd afgesloten. Door het onttrekken
van zuurstof ontstaat de blauwgrijze of dofzwarte kleur. Bij een verglaasde pan
wordt het glazuur op de in het zicht blijvende vlakken van de ongebakken pan
gestreken. Tijdens het bakproces smelt dit tot een glasachtige massa. Het
versterkt de waterdichtheid, bevordert de waterafvoer en maakt het oppervlak
minder vatbaar voor de aanhechting van vuil.
Gaatpan, huifpan, kappan
Het "gesloten" karakter van de kap is een belangrijk kenmerk van het historisch
dak. De functie van berg- en bewaarruimte maakte grote lichtopeningen onnodig.
Een incidenteel geplaatste "gaat-, huif- of kappan" verlichtte de donkere zolder
enigszins.
Een gaatpan, ook wel "gehakte" of "lichtpan" genoemd, is in het midden voorzien
van een rechthoekige opening met sponning waarin een ruitje werd bevestigd.
Huif- en kappannen bezitten boven de opening een gebogen kapje waarin ook een
glasruitje geplaatst kan worden. Zonder glasruitje fungeerde de pan als
ventilatie- of, bij een grotere opening, als uilenpan.
De lichtpannen raakten rond 1850 in onbruik. De (mat)glazen pan, soms opgebouwd
uit glas-in-lood, nam de verlichtingsfunctie over.
Het "gemetselde" Hollandse dak
Tot ver in de 18e eeuw werd kalkspecie gebruikt om de aansluiting met opgaand
metselwerk waterdicht af te werken. Ook de weinige dakkapellen werden keurig in
de panmaat met een speciezoom ingewerkt. Nokken en hoekkepers werden afgedekt
met vorstpannen die over elkaar liggen op een bed van puindeeltjes van oude of
gebroken pannen en kalkspecie. In de specie werd koeien- of varkenshaar gemengd dat
als een wapening zorgde voor de samenhang.
In
de 18e eeuw deed lood zijn intrede op het pannendak. In plaats van vorstpannen
bracht men soms een brede strook lood aan. Deze "loodvorst" werd op de ruiter
van de nok- en hoekkeper gespijkerd en vervolgens op de pannen gedreven. Ook de
beëindiging van het dakvlak tegen de gevel werd steeds vaker met lood
afgewerkt.
Mechanisering van de productie in de 19e eeuw
In de tweede helft van de 19e eeuw veranderde het daklandschap in toenemende
mate. De invoering van mechanische stempelpersen en vormbakmachines waren daar
debet aan. De industrieel vervaardigde pannen bezaten een gelijkmatig en strak
uiterlijk en sloten veel beter dan hun ambachtelijk gefabriceerde voorgangers.
Het industriële fabricageproces maakte een grote typologische verscheidenheid
mogelijk. Een enorme productie van dakpannen in uiteenlopende vormen, kleuren en
opvallende versieringen kwam op gang. Zo werden witte pannen gefabriceerd door
het gebruik van pijpaarde of een witte kleisoort. Maar ook verglaasde gele,
blauwe, groene, rode, violette, bruine en zwarte pannen waren niet
ongebruikelijk. De verschillende kleuren voor het glazuur werden verkregen door
toevoeging van metaaloxiden. Aarzelend deden ook nieuwe dakbedekkingsmaterialen
hun intrede, zoals de uit portland- of slakkencement vervaardigde
cementsteendakpan.
De mechanisatie leidde tot de oprichting van verschillende pannenfabrieken die
ieder hun eigen panvorm produceerden en exporteerden. Zo produceerde
pannenfabriek Jossen de Oegstgeesterpan of Jossenpan, de hartvormige pan die rond 1840 als eerste in Engeland werd
vervaardigd. Na sluiting van De Nijverheid in 1907 blijft de Oegstgeester dakpan
geproduceerd worden bij andere pannenbakkerijen. De Jossen pannenfabriek
heette oorspronkelijk de Nijverheid.
Voor uitgebreide historische gegevens over de Oegstgeester pannenfabrieken
(artikel van drs. Carla de Glopper).
Ook in Friesland ontwikkelde zich aan het einde van de
19e eeuw
een belangrijke dakpanindustrie. Typen zoals de Lucas IJsbrandpan, de Helderpan
(ook wel genoemd Dokkumer geribde platte pan) of de platte en de gegolfde Friese pan werden er vervaardigd. Op veel Friese
daken zijn ze nog altijd zichtbaar.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de standaardisatie en perfectionering van de
dakpan toe. Voorbewerkt, geperst en gebakken in computergestuurde liftovens
worden optimaal sluitende pannen vervaardigd. Een voorbeeld daarvan is de
Opnieuw Verbeterde Hollandse pan in verschillende kleuren. Net als andere
moderne dakbedekkingsmaterialen, zoals betonnen sneldekpannen, golfplaat of
bitumineuze materialen verschijnen ze in toenemende mate in onze historische
binnensteden.
Wat is de specifieke waarde van een historisch
pannendak?
Allereerst ligt de waarde in de grote variëteit in vorm- en kleurnuances. Omdat
bijvoorbeeld de regenopname per pan kan verschillen, kan ook de kleur variëren.
De wisselende weersinvloeden zijn vaak afleesbaar aan het dak. De ene pan kan
ook wat meer bealgd of bemost zijn dan de andere. Daarnaast is het zo dat de
hoeveelheid pannen die per bakproces werden gebakken relatief beperkt was.
Werden na verloop van jaren enkele pannen ingeboet dan was de kans groot dat die
exemplaren uit een andere "productielijn" afkomstig waren. De kleur- en
vormschakeringen van het pannendak namen hierdoor toe. Verglaasde pannen kunnen
een prachtige, rijk glanzende uitstraling hebben. Het craquelé dat in
verglaasde pannen soms voorkomt en de rode ondergrond die doorschemert als het
glazuur (gedeeltelijk) weggesleten is, heeft weer een andere uitstraling en is
zeker geen reden tot afkeuring. Het refereert aan de doorleefdheid en ouderdom
van het historisch dak.
De geslotenheid van het historisch dak wordt niet alleen sterk benadrukt door
weinige of soms geheel ontbrekende dakopeningen, maar vooral door het subtiel
gebruik van kalkspecie in plaats van brede stroken lood. Ook de
materiaalverwantschap tussen pannen en bakstenen komt beter tot uitdrukking dan
wituitgeslagen stroken lood. De subtiel aangebrachte smalle mortelzoom van
kalkmortel tegen schoorstenen en opgaand metselwerk versterkt het weerbarstige
karakter van het dak. Er is dan sprake van een gemetseld dak. Het is
vanzelfsprekend dat dergelijke waarden dienen te worden gekoesterd en
instandgehouden.
Opmerkelijke textuurverschillen tussen Hollandse en Verbeterde Hollandse
pannen:
Welke gevaren bedreigen het historische pannendak?
Het aanbrengen van dakbeschot en isolatie, al dan niet in samenhang met het
bewoonbaar maken van zolders tot woon- of slaapruimte, is een te gangbaar
gebruik tijdens restauraties. Voor het voortbestaan van het historisch pannendak
vormt dit cruciale momenten: hergebruik of de container? Maar ook andere
bedreigingen liggen op de loer. Technische gebreken aan de kap of van de
dakbedekking, afgewaaide pannen of versleten nokken worden eveneens als argument
aangevoerd om historische pannen compleet te vervangen. Worden vervolgens
historisch oneigenlijke materialen en aansluitingstechnieken toegepast en worden
grove dakdoorbrekingen gemaakt, dan is de aantasting een feit. Hetzelfde geldt
voor ventilatiekanalen, rookgasafvoerkanalen, dakramen en zelfs dakterrassen en
daktuinen.
Welke preventieve maatregelen kunnen aantasting van
het pannendak tegengaan?
Het aanleggen van een voorraad pannen
Regelmatig onderhoud van de dakbedekking. Een jaarlijkse controle, bijvoorbeeld
na een najaarsstorm, maakt het mogelijk om pannen recht te leggen, uit te
wisselen, aan te vullen of in slechte staat verkerende exemplaren te vervangen.
Het voorkomen van het afwaaien van pannen
Dit kan men doen door:
pannen op hun ligging te controleren en zonodig pannen onderling uit te
wisselen. De ene pan past soms beter naast een andere pan;
pannen aan te strijken met kalkspecie;
het aanbrengen van een houten roosterwerk aan de buitenzijde. Hierbij
wordt om de tweede of derde rij in het midden van de opgaande rij een houten
regel gelegd. De regels worden door latten aan elkaar gekoppeld en door
middel van koperwerkverbindingen aan de dakconstructie bevestigd;
het aanbrengen van pan- en/of vorsthaken;
het vastzetten van pan en/of vorst door middel van een schroef met ring
volgens de Ontwerp- en Uitvoeringsrichtlijnen voor dakbedekkingsconstructies
met keramische pannen;
combinaties van mogelijkheden, bijvoorbeeld een pan vastschroeven en
tevens aanstrijken, of een pan met een wat mindere nok op de onderste rij
leggen.
Wat zijn de aandachtspunten bij restauratie van het
historisch pannendak?
Behoud van het aanwezige pantype
Op een preïndustrieel pannendak behoort een met de hand vervaardigde, holle pan
te liggen. Verbeterde en Opnieuw Verbeterde Hollandse en door een strengpers
vervaardigde holle pannen dienen te worden geweerd. Op monumenten van recentere
datum daarentegen, liggen in beginsel industrieel gefabriceerde exemplaren.
Bitumineuze bedekkingen, sneldekkende betonpannen, golfplaat en dergelijke zijn
altijd taboe.
Het inboeten
Een aanvaarde herstelmethode van baksteenconstructies is het "inboeten" van
tweedehands bakstenen. Het inboeten van tweedehands pannen zou vanzelfsprekend
moeten zijn volgens het Charter van Venetië.
Het vervangen
Mocht er een technische noodzaak aanwezig zijn om tot volledige vervanging van
het pannendak over te gaan, dan is het gebruik van gelijksoortige tweedehands
pannen altijd mogelijk, aangezien een ruime handelsvoorraad aanwezig is.
Hergebruik
Hergebruik dient bij restauratie uitgangspunt te zijn. Oude pannen hebben de
weerproef doorstaan en daarmee hun kwaliteit bewezen. Bij hergebruik gelden de
volgende richtlijnen:
Schiet sterk afgeschilferde en gebarste pannen, zogenoemde rammelaars,
uit. De aanwezigheid van craquelé op verglaasde pannen vormt geen beletsel
voor hergebruik, dat geldt ook voor slijtageplekken in verglaasde pannen of
voor versleten nokken. Door het oplijmen van een nieuwe nok kan de pan weer
jaren mee.
Ontdoe bruikbare pannen van kalkmortel.
Controleer op kwaliteit. Onzichtbare barsten worden opgespoord door de pan
te "klinken". Met een troffel of metalen voorwerp wordt de pan beklopt. De
klank moet helder zijn. Een doffe klank kan wijzen op verborgen barsten.
Sorteer de pannen op grootte en houd kromme en meer vlakke pannen bij
elkaar.
Vul ontbrekende pannen aan met oude exemplaren uit restvoorraden.
Bij veel materiaalverlies is het raadzaam met de overgebleven goede pannen
één dakschild te dekken. Gebruik voor het andere dakschild gelijksoortige,
tweedehands pannen.
Maak zoveel mogelijk gebruik van de historisch karakteristieke
aansluitingstechniek die bij het dak past. Op een pannendak dat van voor 1800
dateert, werden de aansluitingen met schoorsteen, nok en gevel in beginsel met
kalkspecie afgewerkt. Dat gebruik vormt een onderdeel van het historische beeld.
Vermijd daarom zoveel mogelijk het zichtbare gebruik van lood op een dergelijk
dak. In ieder geval dient de aansluiting met de nok te worden aangesmeerd met
kalkspecie. Ook
is het aanstrijken met kalkspecie gewenst bij de aansluitingen met de
schoorsteen en de opgaande gevels.
Er komen nog schoorstenen voor met uitkragende stenen waar de pannen onder
aangebracht kunnen worden. De kalkspecie kan worden gewapend met varkens- of
koehaar. Door na het aanstrijken nokken en hoekkepers met vochtige, jute zakken
af te dekken wordt voorkomen dat de kalkspecie, bij zomerse temperaturen, te
snel droogt.
Is aanstrijken met kalkspecie niet mogelijk, voorkom dan zichtbare loodslabben
bij de aansluiting met de (top)gevel of dakkapel door toepassing van verholen
gootjes.
Al vele jaren zet de sectie monumentenzorg zich in voor het behoud van de (oud)
Hollandse dakpan op de daken van onze monumenten en andere oude panden. De rode
of blauwgrijze pannen werken in grote mate mee aan het monumentale karakter van
vele oude binnensteden. Het aanzicht van de stad is niet de enige reden om deze
pan op de daken te handhaven. Het is bij monumenten gebruikelijk zoveel mogelijk
met oorspronkelijke materialen te werken zeker als deze nog aanwezig zijn. De
afgelopen jaren heeft men in Zwolle met redelijk succes de Hollandse pan kunnen
handhaven. Op de gemeentelijke werf is een opslag met een voorraad van deze oude
pannen. Bij onderhoud of restauratie worden de pannen tegen kostprijs geleverd.
Sinds kort wordt monumentenzorg door natuurbeschermers en vogelliefhebbers
gesteund in het streven de Hollandse pan te handhaven. Onder deze pannen
nestelen namelijk verschillende vogels waaronder de beschermde gierzwaluw (apus
apus). Het
is voor vogels bijna onmogelijk onder de moderne pannen te nestelen, waardoor
hun voortbestaan in gevaar komt. In sommige grote steden in het westen van ons
land is mede door renovaties van daken waarbij moderne materialen zijn gebruikt,
de gierzwaluw een zeldzaamheid geworden. Speciale (gier)zwaluwnestkasten
en (gier)zwaluwpannen
kunnen uitkomst bieden.
J. Beisterveld en A.A. Kok, Het monumentale dak, Amsterdam 1948
J. Dalen, De Bouwkunstenaar. Volledige beschrijving van alle konsten,
ambachten, handwerken, fabrieken, trafieken, derzelver werkhuizen,
gereedschappen [...], deel 23, Dordrecht 1806
Haslinghuis - Janse, Bouwkundige termen, Verklarend woordenboek van de
westerse architectuur- en bouwhistorie
C.F. Janssen, Behoud en herstel. Restauratietechnieken en Monumentenzorg,
Haarlem 1980, p. 133-153
J.A. van der Kloes, Onze bouwmaterialen, deel II2, Maassluis 1893
J.D Pasteur, Bouwkundig handwoordenboek, ten dienste van Ingenieurs,
architecten, opzigters, aannemers en verdere bouwkundigen, Den Haag 1850
Restauratievademecum, Zeist/Den Haag
RVblad Dakpan 01 t/m 03: H. Janse, Oegstgeester dapannen; H.Janse, Lucas
IJsbrandspannen; D.J. de Vries, Middeleeuwse dakbedekkingsmaterialen in
Nederland.
G.A. Scholten, De practische metselaar. Handboek voor metselaars,
onderbazen, opzichters en aanstaande architecten, Den Haag 1902
Stichting Monumentenwacht Nederland, Monumenten onderhouden, Gids voor uw
monument, Amersfoort 1998