1.
Ook,
soms: osendrop, oosendrop, druipgoot, druipgang, druipruimte,
druipstrook, hoosdrup, hozendrop, huisdrop,
huysdrup, kattensteegje, kattenzijd, kattenzijdje, ozendroop, oosdrup; Fries: oosdrup, uisdrip; Oostfries: ôsedrüppe, ôsendrüp.
De
ozendrop of drup is de smalle ruimte tussen vaak oude, nog net vrijstaande,
diepe gebouwen in meest stedelijke omgeving. De ozendrop was in de Middeleeuwen
zo'n halve meter. De ozendroppen die we nu nog tegenkomen zijn soms zó smal dat er nog
geen kat door kan en soms zó breed dat het een smal steegje lijkt. De ozendrop
werd als
een soort goot onder licht afschot
bestraat met porfier keien o.d., zodat het hemelwater ook werkelijk afgevoerd kon
worden.
Toen er meer stenen zijgevels kwamen in plaats van houten gevels, werd de
ozendrop "ingepalmd" als er tenminste dakgoten werden aangelegd, vaak bakgoten.
Voordelen van de ozendrop:
- Het hemelwater kan aan de zijkant van het gebouw worden
"afgevoerd". Lange tijd bestonden er nog geen dakgoten,
dus afvoer aan de zijkant was nodig en werd gemakkelijker gemaakt omdat de
meeste panden een zadeldak hadden over de
volledige diepte van het vaak smalle, maar zeer diepe pand. Het hemelwater liep
vanuit de ozendrop naar de goot in de straat, gewoon de straat op of naar de
gracht achter de panden. Aan de voor- en achtergevel zorgden de boven de dakrand
doorlopende gevels zelf ervoor dat er nauwelijks hemelwater naar beneden droop.
Overigens, bij de vroege, uitkragende rieten
daken op zulke panden was het in het geheel niet mogelijk de panden tegen elkaar te bouwen en
ontstond er vanzelf al een open ruimte tussen de panden.
- Bij brand zal het vuur minder snel naar het buurpand overslaan; dit
geldt vooral bij houten huizen (ozendrop als brandgang).
- Bredere ozendroppen werden, zeker nadat de panden voorzien waren van propere hemelwaterafvoer,
gebruikt als achterom en soms als smalle steeg.
- Een rookgat (afvoer haard) kon rook op de ozendrop uitlaten of een veegluikje
in de muur van de ozendrop kon het vegen vergemakkelijken.
Het recht van ozendrop was het recht om het dak te laten afwateren op het erf van de
buurman.
Voordeel van de ozendrop voor de bouwhistorie:
de zijgevels zijn zichtbaar en vaak niet of minder aangetast door vernieuwingen
aan de gevels (voorgevels werden vaak aan de mode aangepast).
De smallere ozendroppen werden in later tijd vaak aan de voorzijde
dichtgemetseld of met een plank afgesloten (de kattenplank).
vrij brede ozendrop, oude kijk in 't jat straat, groningen (klik voor de locatie in google maps): |
ozendroppen aan de lindengracht, amsterdam, 1895 (detail van doc archief amsterdam): |
links is een smalle ozendrop, ravenstein: |
links een dichtgemetselde toegang van een ozendrop (een mooi plekje voor een lantaarn, nieuwstraat 19, hoorn, foto frans j.p.m. kwaad, vereniging oud hoorn): |
ozendrop met kattenplank (met dank aan boon bouwadvies): |
een zeer brede ozendrop, utrecht (foto sabine van den bergh): |
porfierkeien waarmee heel vroeger de ozendrop bekleed was (vsb sierbestratingen): |
De term ozendrop is wellicht afkomstig van hozen (hard regenen, plenzen)
en druipen (vandaar ook droop).
De ozing (euzing, hozing) is het "onderste, over de muur uitstekend
gedeelte van een dak , waaronder geen goot is, zodat de regen zonder meer
afdruipt" (Van Dale).
Verg. wachtgevel,
gemene muur.
Eng. eavesdrop, eavesdrip
2.
Ozendrop is soms de benaming voor "de afwatering van het dak van een huis" (bron G.J. Boekenoogen, De
Zaanse Volkstaal, 1897) ofwel "het regenwater dat van de ozing (ook 'euzing, hozing'), d.i. van de uitstekende dakpannen (waar er geen dakgoot is), afdruipt"
(bron Vlaams
Woordenboek).