kanteel

Ook: tinne. Kantelen zijn de opstaande delen van de getande bovenkant van oude muren (Van Dale), in het bijzonder bij een vestingwerk. Wanneer een weergang van kantelen is voorzien, wordt gesproken van een gekanteelde weergang. Kantelen staan meestal op regelmatige afstand van elkaar. De ruimte tussen twee kantelen wordt venster of moordgat genoemd. Degene die tussen de kantelen door schiet, kan extra beschermd worden door een houten verweerluik (afweerschutsel; schutsel is een ander woord voor schot, betimmering).
Tussen de kantelen heeft men een breder uitzicht dan vanuit het smalle, hoge schietgat (kijkgat) dat zich soms in de kantelen bevindt. Het schietgat geeft daarentegen meer bescherming aan de schutter dan het moordgat. (Zie eventueel torenvenster.)
Soms is er een alternerend stelsel van schietgaten: de ene kanteel wel een schietgat, volgende niet, volgende weer wel enz. 
Vrijwel altijd wordt het meervoud kantelen gebruikt (enkelvoud is de kanteel).


klik op de afbeeldingen voor groter

kantelen en o.m. vensters/moordgaten, weergang, werpgat, kijkgaten, vestingmuur en machicoulis (
afbeelding van chris weber, stichting menno coehoorn):


kantelen met houten
verweerluiken van een middeleeuwse burcht; het verweerluik steunt op wigvormige stenen aan weerszijden van het venster; gravensteen, gent
(detail van een foto van paul hermans, wikipedia):


kantelen en hoektoren bij een in aanbouw zijnd kasteel;
klik voor groter (guédelon, een kasteel dat op middeleeuwse manier wordt gebouwd; foto c. guérard): 


De herkomst van de term kanteel is onduidelijk. Traditioneel veronderstelt men ontlening aan het Picardische cantel, het equivalent van het Oudfranse chantel (rand, kant) en afgeleid van cant c.q. chant (zijde, kant). De betekenis ‘kanteel’ of ‘rand van een vesting’ komt echter noch in het Oudfrans, noch in het (Oud)picardisch voor. Bron Etymologiebank
De term tinne (t(h)inne, tenne) is ablautend met het woord tand (ablautend wil zeggen: etymologisch verwante woorden teruggaan op een klinkerverandering, bijvoorbeeld zeg en zag). Vergelijk het Middelnederduitse tinne, Oudhoogduitse zinna, Oudengelse tind (punt). Bron Etymologiebank.

Eng. kanteel is merlon; muurbekroning is battlement(s); borstwering met kantelen is battlemented parapet; schiegat is arrowslit, arrow loop, loophole, loop hole, (sometimes) balistraria
Fr. kanteel is merlon; de opening tussen twee kantelen wordt le créneau genoemd; een getande muur is un mur crénelé; schietgat is meurtrière