Voorwerkers
zijn de
metselstenen in een muur die in het zicht komen.
In Noord-Europa zijn buitenmuren in de regel anderhalve of twee stenen
dik. Tot circa 1900 werd bij de baksteenproductie
geen onderscheid gemaakt tussen gewone bakstenen en gevelstenen. Om
esthetische redenen en ook om vorstschade te vermijden, sorteerde de
metselaar wel zorgvuldig de geleverde bakstenen. De goed gevormde en
goed gebakken exemplaren (de voorwerkers) gebruikte hij als
gevelbekleding, de andere (de achterwerkers) werden voor de
niet-zichtbare delen van de muur gebruikt.
De zogenoemde keursteen is een voorwerker van uitgelezen kwaliteit en
werd in de 18e eeuw toegepast voor zeer fijn metselwerk (bron Bouwkundige
termen van Haslinghuis en Janse).