1.
Steek is het rechte deel van een trap, zie bijvoorbeeld de steektrap
die in zijn geheel recht is, dus zonder bochten / krommingen verloopt.
2.
Steken in natuursteen zijn strakke, scherp
begrensde breuken (scheuren in een rechte lijn).
Steekvorming
is een gebrek in de vorm van rechte breukvlakken in steen (met
name in donkere kalksteensoorten als Belgische en Ierse hardsteen
en Naamse steen) die zowel in de
groeve kunnen voorkomen als later in toegepaste steen kunnen ontstaan.
Meestal is het een onzichtbaar gebrek waardoor het pas optreedt als de
natuursteen is bewerkt of aangebracht.
Steken in natuursteen kunnen zich voordoen door drukontlasting aan steenblokken, die onderhevig
zijn geweest aan tektonische krachten. Het verschijnsel doet zich soms voor lang
nadat de blokken in een gebouw geplaatst zijn.
Steken tekenen zich duidelijker af als het steenoppervlak droogt nadat de
steen is natgemaakt. De richting van deze steken staat meestal loodrecht op het groefleger
(de richting waarin de lagen van een blok natuursteen liggen).
Dat natuurlijke proces kan niet worden voorkomen.
Wel kunnen scheuren en steken die eenmaal zijn ontstaan worden dichtgezet met reparatiemortel.
Daarmee worden de scheuren niet gelijmd maar wordt de hoeveelheid water die indringt
verminderd en daarmee ook de kans op schade door vorst.
Wat betreft leger of groefleger (Documentatie.org):
"Het is soms moeilijk te zien. Maar leisteen, bijvoorbeeld, valt soms al haast vanzelf in plakjes uit elkaar volgens de richting van het groefleger. Hoe minder hecht de laagjes aan elkaar plakken, hoe sneller het blok splijt wanneer je het in de richting van het groefleger belast.
Het groefleger is daarom van groot belang bij de toepassing van natuursteen in de bouw."
3. Steek is de verhouding tussen de pijl en de koorde van een segmentboog
(steekboog). De pijl is de loodrechte afstand tussen de kruin- of raaktoplijn
van een boog, gewelf of formeel en de voet- of spanningslijn.
(Haslinghuis Janse)