Een
schop of schep is om mee te graven of te scheppen,
een "ballastdrager" voor los materiaal, om aarde of zand
te verplaatsen. Het blad van de schop heeft in
het midden een soort geul (van de achterzijde gezien); dat is de reden dat de
schop ook wel een bats wordt genoemd, een gewestelijke uitdrukking voor
"achterwerk". De steel van een schop is soms licht gebogen om het
dragen van grond of zand te vergemakkelijken.
De
schoppen met een wat rondere onderzijde en iets opstaande randen worden
overigens vaak schep genoemd.
Het blad van een spade is wat meer rechthoekig, heeft meestal een vrij rechte onderzijde,
is smaller en zwaarder en heeft slechts een geringe middenverhoging. De
spade is vooral
geschikt voor het spitten (grondwerk), het verpoten, het
graven van grotere gaten, putten e.d. De bovenrand van het stalen blad is wat
ronder of voorzien van een recht stukje om je voet op te kunnen zetten zodat je
de spade met meer kracht kunt bedienen.
Tegenwoordig zijn er veel zogenoemde hybride types schoppen/spades: een
steviger schop waarmee enig spadewerk kan worden uitgevoerd. (Deze
scheppen/spades worden ook wel "Ladies" genoemd.)
De lengte van schop en spade is meestal 90 tot 120 cm en is afhankelijk van de
lengte van de persoon en soms van het soort werk (voor bijvoorbeeld spitwerk bij
struikgewas is een wat kortere steel handiger).
schop of schep:
spade:
Onderdelen van schop en spade - Het blad is meestal van rvs of
gehard staal en heeft een snijkant om goed
in de aarde te kunnen steken. Soms wordt het blad naar de snijkant toe wat
dunner. Bepaalde merken hebben de snijkant in een V-vorm of een zaagtandvorm om
gemakkelijker de wortels door te kunnen steken.
- De steel is meestal van essenhout. Essenhout is sterk en toch enigszins
meebuigend.
- De handgreep of heft of kruk is vaak in een T-vorm (een
dwars stuk hout bovenaan de steel), maar soms ook in een D-vorm die
een wat betere grip heeft en daarom vaak bij spaden wordt toegepast. De T-vorm
komt meestal voor bij scheppen.
- De dul of veer is de steelhouder, de overgang tussen steel en
blad: het staal waarin de steel steekt. Bij een schop vaak een kort stuk (en
wordt dan dul genoemd), bij een spade meestal een langer stuk met aan één of
aan beide zijden van de steel de veren. De langere, stevige veer van de spade is
nodig omdat op de spaden meer kracht wordt uitgeoefend dan op een schop.