Polijsten is een oppervlak glad en glanzend schuren,
wrijven of
slijpen met fijne slijpmiddelen. Brasso is een vloeibaar middel om koper en zinkplaten te polijsten
(wrijven met een doekje). Voor intensievere toepassingen bestaan
polijstmachines of polijstschijven (voor de elektrische boor) en speciale
polijstpasta's.
"Tinas (tin-as, tinoxide) is een fijn, wit, zacht poeder dat gebruikt wordt
om te polijsten."
Voordat gepolijst wordt, kan natuursteen
eerst gezoet worden, een iets grovere
schuurtechniek.
Voor
het polijsten van etsschade zie bij salpeter.
(Politoeren is het met een schellak-alcohol-oplossing meermalen inwrijven van
een houten oppervlak.)
De methode om te polijsten (Bestekstermen
natuursteen van Cultureel
Erfgoed)
"Polijsten is een schuurtechniek waarbij het schuurmiddel, dat minstens even hard is als de te bewerken steen, een korrelgrootte heeft die kleiner is dan 0,15 mm.
Na het zoeten kan men het werk polijsten. Bij gepolijst werk is geen kras van het schuurmiddel zichtbaar en wordt het oppervlak van de steen glanzend, waarbij zij haar meest diepe kleur laat zien. Het effect mag niet verkregen zijn door lak. Slecht polijstwerk mag niet aan het zicht worden onttrokken door was aan te brengen. Het effect van was voor het behoud van de glans is nogal overschat.
Niet iedere steen is polijstbaar."
De term polijsten is afkomstig van het Oudfranse poliss-, de stam van
het Franse polir (soepel, glad, glanzend maken; in de 13de eeuw al
bekend), ontwikkeld uit het Latijnse polire (gladmaken).
Het werkwoord politoeren is een afleiding van
politoer (glans; glansmiddel), dat via het Duits ontleend is aan het Latijnse
politura (het polijsten, de glans), een afleiding van het al genoemde polire.
Bron Etymologiebank.