Een
donjon is een versterkte, zware woontoren, vaak als middelpunt van een middeleeuws kasteel.
Oorspronkelijk was de plattegrond van de donjon vaak vierkant of rechthoekig
(tot de 12e eeuw), later rond of veelhoekig en vanaf de 15e eeuw weer
rechthoekig.
Om weerstand te
kunnen bieden tegen oproer e.d. hadden donjons gewoonlijk zeer dikke
muren. Smalle ramen brachten nog enig licht in de toren die meestal uit slechts
een paar verdiepingen bestond. Per verdieping was meestal sprake van één
ruimte. Voor bewoning waren ze eigenlijk minder geschikt. Wanneer er meer
ruimten per verdieping zaijn, wordt wonderlijk genoeg gesproken over een zaaltoren.
De donjon werd soms gebouwd op een heuvel of een motte (een kunstmatig
aangelegde heuvel), waardoor de toren beter verdedigbaar was en een veelal een
beter uitzicht op de omgeving mogelijk was.
De donjon of woontoren omvat alle functies van een kasteel in één gebouw. In later jaren werd de donjon meer een deel van een kasteel, had nauwelijks meer
een woonfunctie en fungeerde voornamelijk als vluchttoren, wanneer er gevaar
dreigde. De donjon is vaak een solitaire toren, dat wil zeggen los van de rest
van de gebouwen.
De
term donjon is afkomstig van het middeleeuws Latijnse domnionus
(hoofdtoren), waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse dominus (heer);
bron Etymologiebank.