wel

1. De wel is de brede rand aan een dakpan, de overlapping waardoor een betere dekking ontstaat met o.m. minder last van inregenen.


de wel bij een verbeterde holle pan; klik voor groter (pannenboekje van luijtgaarden):


2. Ook: (trap)neus. De wel is het overlappend stukje traptrede boven elke aantrede, ofwel de afstand van voorkant van de traptrede tot het eronder liggende stootboord.
Ter versteviging en afdekken van eventuele kieren kan de wellat in de hoek van de wel en het stootbord worden aangebracht. De wellat is dus de lat onder de neus, die een deel van de wel bedekt, de trede dikker doet lijken, het neusprofiel verfraait en het kraken van de trede tegengaat.  
Het welstuk is de diepe neus of korte "trede" die aan de verdiepingvloer grenst.


wel, wellat, stootbord, aantrede:


Zie ook trap.

Eng. wel is nosing


3. Een wel is een bron, een plaats waar water opborrelt (opwellen is opborrelen, opbruisen).

Eng. spring; zandmeevoerende wel is sand-transporting seepage (occurring behind a dike)