glas, glas in het verre verleden *)

Alles over glas: glas in het verre verleden (van Glaspunt)

5000 voor Christus tot 400 na Christus

Glas in haar meest primitieve vorm is waarschijnlijk zo oud als de aarde zelf. Ook op de maan blijkt glas aanwezig te zijn. In één van de maansteenmonsters, meegebracht door de bemanning van de Apollo-14, heeft men glas aangetroffen. In de lava van vulkaanuitbarstingen op aarde kan men een stof aantreffen, die de eigenschappen van glas heeft. Dit lavaglas, obsidiaan genaamd, is wel lichtdoorlatend, maar niet doorzichtig.

De oudste bekende glazen voorwerpen zijn in het Nabije Oosten gevonden en dateren van 5000 jaar voor Christus. Het zijn glasparels, die waarschijnlijk in de natuur zijn gevormd, of per toeval zijn ontstaan door verhitting van kwartskorreltjes in het zand. Holle glazen voorwerpen verkreeg men door een vloeibare glasachtige massa rond een vorm van kiezelhoudende klei te gieten. Na het verharden van het glas werd de vorm verwijderd en de zo verkregen vazen en kruikjes konden worden gepolijst en versierd met gekleurde glasdraden. Zo'n vijftien eeuwen werd dit procédé onveranderd toegepast. Het resultaat bestond uit broze voorwerpen, dikwijls rijk van kleur, maar weinig doorschijnend.

Bij de veel oudheidkundige vondsten in El Amarna zijn ook de overblijfselen van een glasblazerij gevonden en het wordt zeer waarschijnlijk geacht dat arbeiders uit Mesopotamië hier door Egyptenaren te werk zijn gesteld. Voor die tijd was namelijk het glas maken in Egypte niet bekend. Weliswaar zijn in de rotsgraven te Beni Hassan (daterend van circa 2000 voor Christus) afbeeldingen gevonden van arbeiders met een lange blaaspijp in de mond, maar de oorspronkelijke veronderstelling, dat dit glasblazers waren wordt door verschillende onderzoekers ontkend. Waarschijnlijk gaat het hier om smeden die met een pijp hun smidsvuur aanblazen.

Kort voor onze jaartelling was men echter zo ver gevorderd, dat men vlakglas kon maken. Kleine plaatjes glas, wel lichtdoorlatend maar nog nauwelijks doorzichtig. In die tijd was in Syrië een zeer belangrijke uitvinding gedaan, namelijk het blazen van glazen voorwerpen met behulp van een holle blaaspijp. Hierdoor konden de glasblazers voortaan grotere hoeveelheden 'holglas' maken. Het feit, dat Syrië toen deel uitmaakte van het Romeinse Keizerrijk, zorgde ervoor dat glasblazen ook in Europa bekend werd. In landen met een kouder klimaat ontstond inmiddels ook de vraag naar een vlakke glasplaten voor het afdichten van raamopeningen. Bij opgravingen in Pompeï (bedolven in het jaar 79) heeft men een bronzen raam gevonden met een glazen ruit van ongeveer 540 x 720 mm! Dit was voor die tijd een uitzonderlijk grote ruit. Over het algemeen waren de beschikbare ruiten veel kleiner. Dit glas werd geproduceerd door de gesmolten glasmassa uit te gieten op een stenen tafel.


Glas in de Middeleeuwen

In de Middeleeuwen kende men twee soorten glas:
- uit het mofproces of cilinderproces (het gesmolten glas werd in de vorm van een cilinder geblazen, die men in de lengte doorsneed, opnieuw verhitte en vlak maakte)
- uit het spinproces of kroonproces (het glas werd van de blaaspijp overgebracht naar een ijzeren snel ronddraaiende as zodat het plastische glas een cirkelvorm kreeg; karakteristiek is het zogenoemde ossenoog in het midden en het naar buiten toe dunnere glas).
In de 15e en 16e eeuw werd het kroonglas toegepast bij de ramen van zowel kerken als woonhuizen. Voor glas-in-lood werd bij voorkeur vlak glas toegepast, dus glas uit het cilinderproces.