cimorné

Cimorné is een samentrekking van "ciment" (cement) en "orné" (versierd, geornamenteerd).
Cimorné is een sierpleister, een gevelbepleistering die bestaat uit gebroken en gekleurde glasfragmenten die geworpen worden in een nog natte cementmortel. Deze gevelbekleding was zeer populair in België in de jaren 1920 en 1930. Naast vrijwel de gehele gevel werden vaak slechts delen van de gevel, vooral boven de toegangsdeur of rond een deur of raam afgewerkt in gekleurde cimornépleister.

Liesbeth Dekeyser, voormalig onderzoeker bij de Vrije Universiteit Brussel Architectural Engineering, heeft veel informatie verzameld over cimorné. Een aantal citaten uit diverse van haar bronnen:
  
"Cimorné is een typische Belgische gevelafwerkingstechniek die tijdens het interbellum uitgevonden en gepatenteerd wordt. De Waalse stukadoor Pierre Pétroons ontwikkelt aan het eind van de jaren 1920 een decoratieve bepleistering op basis van een cementmortel, waarin hij vervolgens glasafval verwerkt. Geïnspireerd door de Italiaanse terrazzo-techniek, experimenteert hij met stukjes felgekleurd opaalglas om een getextureerde kleurrijke gevel te creëren. (Cimorné is hierdoor ook een combinatie van regionale (afval)materialen.)

Cimornépleister werd in de jaren 1930 gebruikt om nieuwbouw-woningen te bekleden en bestaande arbeiderswoningen op te knappen. Dankzij mond-tot-mondreclame kregen aannemers steeds vaker de vraag om een gevel in cimorné uit te voeren. Hiervoor moesten ze echter de karakteristieke applicatietechniek kennen en beheersen, waarbij de glasfragmenten vanuit de hand tegen een natte cementmortel gegooid worden. Pétroons stuurt zijn werkmannen uit om deze applicatietechniek op de werf te demonstreren aan uitvoerders en architecten.

Dankzij de mondelinge overdracht en lokale ontwikkeling van dit ambacht, is er slechts weinig kennis en geschreven informatie over cimorné beschikbaar. Wel zijn bijvoorbeeld voormalige stukadoors geïnterviewd. Zeer belangrijk hierbij is de getuigenis van Laurent Pays, zoon van Jos-Laurent Pays die destijds een zakenpartner was van Pétroons. Tenslotte dienen de bestaande cimornégevels als bron van informatie en resulteert veldwerk in het documenteren van de schade en het lichten van samples die een labo-analyse ondergaan. Deze resultaten leiden ons naar de originele samenstelling en gebruikte methode om een kleurrijke cimornégevel te creëren en vormen een eerste stap in de weg naar toekomstig herstel.

In tegenstelling tot andere sierpleisters uit het interbellum, zoals simili-pierre wat natuursteen imiteert door bijvoorbeeld toevoeging van mica's, gemalen natuursteenpoeder of natuursteenkorrels aan een cement- of basterdmortel, streeft men met de cimornétechniek geen imitatie na." (Het interbellum is de tijd tussen de beide Wereldoorlogen dus ongeveer 1920-1940).

Methode
Men verkrijgt het speciale, soms fel gekleurde, ruwe geveloppervlak door het werpen van gekleurde korrels van opaalglas op een verse, natte, eventueel gepigmenteerde cementmortel. Het werpen gebeurt met de hand; de stukjes glas zijn blijkbaar bot genoeg om met de blote hand te werken. Daarna drukt men met een pleisterspaan het glas in de mortel zodat het er niet zo snel uitvalt en er niet teveel uitstekende delen zijn.  


detail van een cimorné sierpleister met glasstukjes (foto j. roekens, uit de pdf bouwmaterialen en constructietechnieken in het interbellum):


demonstratie van cimorné pleisteren (musée royal de marimont):



voorbeeld van een gebouw met cimorné;
klik voor de volledige afbeelding (toerisme sint-katelijne-waver):


Documentatie
- Demonstratie van de techniek (van Musée Royal de Marimont)

- Bouwmaterialen en constructietechnieken in het Interbellum (Cimorné vanaf p. 84 in de pdf; van WTA Nederland - Vlaanderen)

Eng. cimorné cladding