De
vorstrand is een funderingsrib die aan de vloer wordt vastgestort en die tevens zorgt
voor de vorstvrije aanleg. Vorstranden voorkomen dus het opvriezen van de achterliggende
vloer, d.w.z. van de onder de vloer liggende grond.
Vorstranden worden gebruikt in bouwwerken die niet zijn onderheid, bij een fundering op
staal.
Eventueel kan een deel van de vorstrand ruimte bieden voor het
opbouwen van een muur (zie tekening onder). Als de (vochtige) grond onder
een gebouw met fundering op
staal bevriest, dan kan het gebouw gaan schuiven.
De vorstgrens is
de minimale aanlegdiepte van de fundering op
staal, zodat men er zeker van kan zijn dat de grond onder het gebouw niet
zal bevriezen; minimaal 600 mm onder maaiveld, maar vaak wordt 800
mm gehanteerd.
NEN-EN 1997-1 Art. 6.4 vermeldt o.m.:
De aanlegdiepte van de fundering moet voor de muren van bouwwerken langs de
perceelgrens, behoudens die tussen woningen of gebouwen onderling, ten minste 0,80 m zijn en anders ten minste 0,60 m.
Opmerking: de genoemde minimumaanlegdiepten houden verband met de indringing van de vorst in de grond en met mogelijke werkzaamheden aan kabels en leidingen.
Op de onderste foto is het
onderste gedeelte van de vorstrand gestort.
voorbeeld van vorstrand langs perceelgrens voor- en achterzijde woning 800
mm, onder binnenmuren 600 mm; klik voor groter (kivi,
aangepast):
vorstrand; onderste gedeelte van de vorstrand is gestort: