Ook,
soms: disselhamer. In bouwkundige betekenis
is een dissel een soort bijl waarmee ruwe boomstammen werden behakt (van rond
naar bijvoorbeeld vierkant) of voor grof werk zoals het aanpunten van houten heipalen
e.d.
Er werden
twee soorten gebruikt, de vlakke en de holle (ronde) dissel. De holle
dissel is uitgevoerd met een aan beide zijden duidelijk gebogen blad en is geschikt om meer of minder gekromde uitgeholde werkstukken
te maken, zoals bij boten en klompen. De
snede van de dissel is altijd aan de binnenzijde geslepen.
Er bestaan rechte en kromme dissels, verwijzend naar de
vorm van het metalen blad (andere richting gekromd dan bij vlak en
hol).
Wanneer de houten steel doorloopt voorbij de dissel spreken we van een
dissel met hiel.
De dissel is niet uitsluitend gereedschap voor de timmerman: ook botenbouwers, klompenmakers en scheepstimmerlui maakten gebruik van dit gereedschap.
Verder werden (worden) dissels ook toegepast in de waterbouw om palen van dukdalven en steigers te behakken. Het
"bedisselen" van een balk vereist de nodige oefening en is niet zonder gevaar.
Bij de foto geheel onder:
"Zo'n 7000 jaar geleden, in het najaar of in de winter, kapten de donkbewoners ergens een flinke
lindeboom van 5,5 m om, haalden het schors eraf en holden hem met een stenen of benen dissel uit."
Afbeeldingen A.Rauwerda, Machines en Gereedschappen 1953,
Baptist
en Cultuurwijzer.