Deconstructivisme
In 1988 organiseerde het Museum of Modern Art in New York (MoMA)
een
tentoonstelling onder de titel 'Deconstructivist Architecture'. Onder leiding
van de Amerikaanse architect Philip Johnson werd het werk van zes architecten en
één bureau tentoongesteld. Voor velen was het de eerste keer dat ze hoorden
van 'deconstructivistische', of 'deconstructie'-architectuur, wat volgens
sommigen de juiste term is.
De betrokken architecten waren Bernard Tschumi, Frank Gehry
en Peter Eisenman uit de VS, Daniel Libeskind uit Italië, Rem Koolhaas uit
Nederland, Zaha Hadid uit Groot-Brittannië en het Oostenrijkse bureau Coop
Himmel(b)lau.
De tentoonstelling benadrukte dat deconstructivistische
architectuur geen nieuwe stijl was, noch een geloof of een beweging. Er werd
gesteld dat deze architectuur teruggrijpt op het Constructivisme van de jaren
twintig en dertig. Het verbindende thema in alle ontwerpen kan worden samengevat
in het citaat bij de ingang van de tentoonstelling: 'Zuivere vorm is
inderdaad besmet, omdat hij architectuur verandert in een middel tot
instabiliteit, disharmonie en conflict.' Mark Wigley, één van de
samenstellers van de tentoonstelling,
verklaarde dat architectuur een conservatieve discipline is die pure vorm
voortbrengt terwijl het Deconstructivisme deze droom van pure vorm verstoort en
verandert in een nachtmerrie.
In de praktijk resulteert deze nachtmerrie in een verwarrende
collectie willekeurig bij elkaar geplaatste vlakken en verwrongen lijnen, die
samen de indruk wekken dat de constructie ieder moment in elkaar kan zakken. Het
is onnodig te zeggen dat veel ontwerpen nooit de overgang maken van het
tekenbord naar de bouwplaats.
Al in 1961 experimenteerde Herbe Greene met eigenzinnige
gebouwen, zoals zijn eigen huis in Norman in Oklahoma. Maar het duurde nog tot
1978 voordat Frank Gehry deze bidonvillestijl naar de buitenwijken bracht met
zijn uitbreiding van een huis in Santa Monica. Hij gebruikte ongewone materialen
als ijzeren hekken, gegolfd ijzer, multiplex, golfplaat, afrasteringsgaas, glas
en asfalt om een aanbouw te maken die door de vele hoeken desoriënterend werkt
en door iemand uit de buurt omschreven werd als 'iets dat je niet in
andermans voortuin doet'. Gehry's huis bleek dus in de buurt niet populair.

Frank O. Gehry, Huis van de architect in Santa Monica,
Californië, 1978. 'Een saai maar charmant, oud huis' was het uitgangspunt voor
Gehry's manipulaties. Keuken, eetkamer en terras werden zo aangebouwd dat ze het
oude huis open leggen en voor een deel omsluiten, maar het als zelfstandig
bouwwerk in stand houden. Golfplaat, ijzergaas en triplexbetimmering geven naar
buiten uit de indruk van een met fantasie geconstrueerde provisorische aanbouw,
terwijl binnenin royale woonruimte tot stand kwam.

Frank O. Gehry.
Gehry heeft sinds 1962 een eigen bureau in Los Angeles (Frank
O. Gehry Associates). Aan het eind van de jaren zeventig bouwde hij een serie
woonhuizen met opengebroken volumes en geprefabriceerde elementen. Voorbeelden
daarvan zijn de Spiller Residence in Venice, Californië (1979) en zijn eigen
huis in Santa Monica, waarvan de buitenmuren bestonden uit roze asbestplaten,
golfplaten en ijzerhekwerk. Dat moest de indruk wekken dat het huis zelfgemaakt,
niet af en instabiel was. De belangrijkste bouwwerken van enige omvang staan in
Los Angeles, bijvoorbeeld de Loyola Law School (1981), het California Aerospace
Museum (1983), de Francis Howard Goldwyn Regional Branch Library (1986) en het
Vitra Design Museum (1986). Recentelijk bouwde hij het American Center in Parijs
(1988) in een meer sobere vormgeving, de Walt Disney Concert Hall in Los Angeles
(1989) en het gebouw van Nationale Nederlanden in Praag (1992). Spraakmakend is
zijn Guggenheim Museum in het Spaanse Bilbao (1991), dat verrijst op een
voormalig haventerrein bij de oude binnenstad waarvan de schaal en de textuur
van het museum is aangepast. Opvallend aan dit ontwerp is het gebruik van
geavanceerde computerprogramma's en het sculpturale metalen dak.
Gehry ontwierp ook meubels, o.a. kartonnen stoelen en in de
jaren negentig, naar het voorbeeld van Michael Thonet, stoelen uit gebogen
houten latten.

Frank O. Gehry, stoel.

Frank O. Gehry, Internationale meubelwerkplaats en
Designmuseum van Vitra Weil-am-Rhein, Duitsland, 1986.
Het Notch project in Sacramento, Californië in 1977
ontworpen door James Wines en SITE, benaderde het Deconstructivisme van de
amusante kant door de architectuur te maken met het ‘Best’-gebouw. Een
project dat het wel goed schijnt te doen. De winkel lijkt op het eerste gezicht
een grote stenen doos, totdat rond openingstijd een hoek van bet gebouw, een
45-ton zware wig, zich afscheidt van de rest van het gebouw en 12 m verschuift
en de ingang te voorschijn komt. De klanten vinden het prachtig.
Een ander gebouw dat de overgang van de tweede naar de derde
dimensie maakt, is Peter Eisenman's House VI, met een verwarrende opening of
onzichtbare zuil, die door alle verdiepingen loopt. Zelfs door het bed van de
eigenaar. Hij heeft ook een omgekeerde trap boven de echte geplaatst, wat een
duizelingwekkend effect geeft. In zijn House X gaat Eisenman nog een stap verder
door glazen vloeren te gebruiken en het huis geen duidelijk middel punt te geven.

Site Project, James Wine, Schopping center, Sacramento,
Californië, 1977. De ingeknipte hoek wordt op rails weggeschoven, waarmee de
hoofdingang bereikbaar wordt.

Site Project, Richmond, Viginia, 1972. De bakstenen muur lijkt
los te raken van het beton. In werkelijkheid gaat het om een moeilijk stuk
metselwerk, waarbij een speciaal kleefcement is gebruikt.
De kennismaking van het grote publiek met
deconstructivistische architectuur zal het Parc de Ia Villette worden, ontworpen
door Eisenman en Bernard Tscbumi. Het is onderdeel van president Mitterrands 'Grands
Projects' voor Parijs. Samen ontwierpen ze een serie vreemde rode gebouwen, vol
met zwevende balken en rare hoeken, folies geheten. Het moet nog blijken of dit
park de beweging algemene erkenning zal brengen.

Bernard Tchumi, Park de la Villette, Parijs, 1982. Folie N7
een gestileerde molen met rode-kruispost
(Noot: eigenlijk meer costructivistisch)

Bernard Tchumi, Park de la Villette, Parijs, 1982. Folie P6
een uitzichttoren.
Zaha Hadid werd in 1950 in Baghdad geboren en kwam begin de
jaren tachtig opeens sterk in de belangstelling doordat ze een internationale
wedstrijd gewonnen had voor het ontwerp van een clubhuis in Hong Kong. Haar
ontwerp deed niet zozeer
denken aan een huis maar eerder aan een dier dat een prooi
besprong. De architectuur criticus Kenneth Frampton, schreef: 'De kracht van
dit werk ligt in de met energie geladen stroom van ruimte, in het feit dat de
ruimtes die ze creëert voortdurend uit-breiden tot in het oneindige'.
Buiten een kleine bar in Sapporo, Japan, werden voor een langere periode geen
ontwerpen van haar meer gerealiseerd. In 1988 was ze lid van een kleine groep
architecten die Philip Johnson rond zich verzameld had voor de 'Deconstructivism
exhibition’.

Zaha Hadid.

Zaha Hadid, De brandweer kazerne van Vitra, Weil am Rhein,
1993. Zaha Hadid heeft in haar ontwerp voor de brandweer kazerne rechte hoeken
vermeden. Onder het agressief uitstekende puntdak staan drie staalvormig naar
buiten gerichte stutten, samenhangend met de verschillende functies van de
kazerne.