Het
schip is de hoofdruimte van een
kerk: de middenbeuk met zijbeuken, tot het
transept (of tot het koor
als er geen transept is). Analoog aan de benamingen bij beuk
wordt gesproken over middenschip, zijschip (zijschepen) en dwarsschip.
Overigens is de exacte locatie van "het schip" niet
éénduidig: soms wordt uitsluitend de middenbeuk als
schip aangeduid. Bij de term beuk lijkt daar minder misverstand over
te bestaan: de beuk is altijd óf middenbeuk óf zijbeuk óf dwarsbeuk (óf
koorbeuk óf kruisbeuk, maar deze laatste termen worden niet vaak gebruikt).
het schip is het rose gedeelte (wikipedia): |
De term schip is ontleend aan het Protogermaanse skipa (schip). In Indo-Europees verband laat zich de oorspronkelijke betekenis gemakkelijk uit die van de wortel afleiden, namelijk
"uitgehouwen, uitgeholde boomstam", de oudst bekende vaartuigsoort.
De betekenis "schip van een kerk" is een navolging van het Latijnse
navis (schip) dat deze overdrachtelijke betekenis waarschijnlijk erbij kreeg doordat de Romeinen
het Griekse naos (tempel) opvatten als
naus (schip). Een andere verklaring is dat deze metafoor berust op de gelijkenis van het kerkdak met een omgekeerde scheepskiel.
Bron Etymologiebank.
Zie
ook Kerkonderdelen.
Eng. (schip van een kergebouw) nave