Opsnijden
is het op zijn kant zetten van de nog niet gebakken baksteen
wanneer de andere zijden al aardig gedroogd zijn; doel is de nog niet gedroogde
onderkant van de vormeling te laten
drogen.
"Als de stenen op de baan op z'n plat uitgeslagen lagen, werden ze de volgende dag, als ze iets aangedroogd waren, op z'n kant
gezet om ook de onderzijde aan te laten drogen. Dit op z'n kant zetten werd opsnijden genoemd, omdat (alleen bij in water
gevormde handvorm) ook de baard van de steen er af
moest (de baard is het randje van de steen dat soms onder het vormraam uit
kwam).
Opsnijden was dus het 'op kant zetten en afbaarden' van vormelingen uit een vormraam.
Het 'rechten' was het op kant zetten van al aangedroogde
vormelingen en wordt nog steeds ook 'opsnijden' genoemd. (Bij bezande stenen kon je niet afbaarden, dat zag je te
duidelijk aan de steen.)
Als de stenen geheel droog waren, werden ze afgedragen naar opslag of oven, en werd er weer ruim baan gemaakt voor nieuw te vormen
bakstenen."
Het opsnijden en rechten werd vaak door kinderen gedaan, omdat kinderen door hun
kleinere lichaam beter tussen de drogende stenen konden lopen en gemakkelijker
konden bukken en omdat je er zere polsen van kreeg...
opsnijders bij een steenfabriek ca. 1900; klik voor de volledige
afbeelding (foto fokke
sytema):