1. In de klassieke bouwkunst is het fries een vaak doorlopende horizontale band met voorstellingen. Het fries behoort tot het hoofdgestel (entablement) en bevindt zich tussen architraaf en kroonlijst.
Op de afbeelding onder geeft nr. 5 het fries aan (zie Griekse bouwkunst).
Het hoofdgestel is het bouwdeel van architraaf, tot en met fronton. ![]() 1. akroterion 2. sima (cimaas, bovenste deel van fronton of fries) 3. timpaan 4. geison 5. fries 6. architraaf 7. abacus 8. echinus 9. voluut 10. zuilschacht 11. cannelures |
Een representatie van een Grieks fries: ![]() 1. sima (cimaas, bovenste deel van fronton of fries) 2. geison 3. metope 4. triglief 5. regula met guttae 6. architraaf 7. abacus 8. kapiteel 9. schacht 10. voetring 11. stylobaat 12. basement |
deel van een fries, parthenon, griekenland: ![]() |
het hakken van een nieuw fries, library louisville, kentucky, usa, 1907 (louisville free public library): ![]() |
deel van een fries, onbekende locatie: ![]() |
De term fries is, al dan niet via het Franse frise (fries), ontleend aan het middeleeuws Latijnse frisium (fries), dat een nevenvorm is van frigium/phrygium (versiersel, franje), een woord dat teruggaat op de volksnaam van de Frygiërs, vanwege hun artistieke eigenschappen; bron Etymologiebank.
Als lidwoord kan zowel de als het worden gebruikt, hoewel het fries gebruikelijker lijkt.
Zie ook metope, triglief, bucranium, patera. Eng. frieze
2. Een fries is in ruimere zin een horizontale band met schilder- of beeldhouwwerk of reliëf, metselwerk of mozaïek e.d. om een muurvlak aan de bovenzijde te begrenzen of om het in te delen. Zulke friezen zijn bijvoorbeeld boogfries, keperfries, kruisboogfries, rondboogfries, spitsboogfries, trapfries, zaagtandfries; soms is er een fries van muizentanden. Eng. frieze