Ook,
vaak: kantrecht maken, kanten, beslaan; soms: bekantrechten.
Kantrechten is alle gebogen kanten
van een plak van een boomstam recht zagen, ofwel: de gebogen randen van gezaagd hout van een boomstam aan de vier lange zijden
zó afzagen dat het hout in doorsnede vierkant of rechthoekig is.
Vroeger werden de randen met een bijl bijgewerkt zodat een (meer of minder) gekantrechte
balk of plank ontstond. De gekantrechte balken werden vooral gebruikt wanneer de
balken niet in het zicht kwamen, omdat de haksporen zichtbaar zijn op het hout
(zeker als er met een beschadigde bijl werd gewerkt). Wanneer de balk die
gekantrecht moest worden, hoog lag (ongeveer op heuphoogte), dan werd gebruik
gemaakt van de kantrechtbijl: het bijlvlak is breed en bijna evenwijdig
aan de houten steel. Bij laagwerk (ongeveer op kuithoogte) werd de beslagbijl
gebruik": het bijlvlak staat loodrecht op de steel en het scherpe deel is
vrij smal.
Een ongekantrechte of onbekantrechte plank is een plak van een boom met de schors er nog
aan.
Een gekantrechte balk wordt ook wel aangeduid als gedisseld hout.
op de kopse kant is aangegeven tot waar de zaag moet gaan bij het kantrechten: |
twee van de vier zijden zijn hier kantrecht: |
gekantrecht gestoomd beuken (arnhemse fijnhouthandel): |
met een kantrechtbijl wordt een inkeping gemaakt om de diepte van het kantrechten aan te geven; regelmatig wordt de inkeping herhaald (uit youtube filmpje john neeman tools crew) |
kantrechtbijl (bushcraft nederland): |
afbeelding met een kantrechtbijl om de schors te verwijderen; op de grond ligt, nog net zichtbaar onderaan, een beslagbijl: |
beslagbijl: |
Termen voor de bijl waarmee gekantrecht wordt, zijn (met dank aan Museum MOT):
kantrechtbijl, kantbijl, beslagbijl, breebijl, kerfbijl, strijkaks, dissel, breedbijl,
slechtbijl, houwbijl.
Eng. to square; gekantrecht hout is square-edged timber, square-sawn
timber