Marmer
is een natuursteen. Marmer is
een metamorf gesteente, ontstaan door een
metamorfose
(omvorming) van kalksteen (calciumcarbonaat, CaCO3). De fossielen die in kalkstenen voorkomen
zijn in marmer niet meer te herkennen.
Marmer kan geďmpregneerd worden om
het afstotend te maken voor water, vet en vuil.
Marmer wordt al sinds de klassieke oudheid toegepast.
Toepassingen van marmer zijn o.m.:
- vloeren, muren en trappen
- badkamermeubels, vensterbanken, schouwen e.d.
- aanrechtbladen, tafelbladen e.d. (is af te raden; denk aan de
vlekgevoeligheid!)
- grafmonumenten, zerken e.d.
Voordelen van marmer:
- hoge slijtvastheid
- goed te polijsten
- fossielen en aders geven marmer een bijzonder uiterlijk (rijke schakeringen)
- zeer veel variaties en kleuren
- goed te combineren met vloerverwarming.
Nadelen van marmer:
- niet goed bestand tegen zuren (door de fijnkorrelige structuur), daardoor
vlekgevoelig
- zachter dan bijvoorbeeld graniet
- sneller krassen (ondanks hoge slijtvastheid)
- niet alle soorten zijn vorstbestendig
- regelmatig onderhoud noodzakelijk i.v.m. de gevoeligheid voor vlekken.
Bekende marmersoorten zijn o.m. Carrara (Italië), Marmara (Turkije), Pentelikon
(Griekenland), Cehegin (vooral Rojo Cehegin, Spanje).
In de oudheid was het marmer van het eiland Paros zeer bekend, o.m. de
marmergroeve van Marathi.
In o.m. de Barok werd marmer vaak nagebootst door steen of hout te beschilderen,
het zogenoemde marmeren.
Ook zijn er technieken om marmer in pleisterwerk uit te voeren: stucmarmer
(marmerstuc) en stucco lustro.
twee mooi geaderde voorbeelden
van marmer:
een deel van de bijzondere
selectie die ooit van beltrami was;
klik voor groter:
Het woord marmer is ontleend aan Latijn marmor (glanzende steen), dat ontleend is aan Grieks
mármaros (steen, rotsblok), een afleiding van márnasthai
(vergruizelen, verpletteren), maar door volksetymologische associatie met marmairein
(glanzen), marmáreos (glanzend), ontwikkelde zich de betekenis
"glanzende steen". Bron Etymologiebank.