Een
keper is een dakspar (rib van een spant), de
schuine dakbalk waarop vroeger bijvoorbeeld de horizontale latten werden gespijkerd waarop de
pannen rustten.
De keper behoeft niet noodzakelijk een dikke balk te zijn maar kan ook
bijvoorbeeld 5x6
cm zijn, afhankelijk van de bouwtechnische constructie (onderste afbeelding).
keper (nr. 12 in de afbeelding); klik voor groter (dakpanneninfo):
keper (nr. 7 in de afbeelding); klik voor groter:
met een schuifoplegging, een verstevigd hoekijzer met slobgaten
(sleufgaten) kan het uiteinde glijden onder invloed van buiging van het
spant (datasheet
van simpson strongtie):
met een "kepervoet" wordt "een keper aangesloten op de muurplaat
of een kolom om de opwaartse drukkrachten van de kapspanten ter hoogte van
de puntgevels op te vangen" (datasheet
van simpson strongtie):
De term keper betekent oorspronkelijk dakspar, kapspant, zolderrib en
is ontleend aan het vulgair Latijn caprione
(dakspant, stutbalk), afleiding van capreus, een nevenvorm van klassiek
Latijn caper (bok). Naar analogie hiervan kreeg het woord o.m. in de heraldiek de betekenis
"twee banden, die in een spitse naar boven staande hoek bij elkaar komen" (als omgekeerde
V, zie bijvoorbeeld bij keperboog).
Bron Etymologiebank.