vensterbelasting, raambelasting, belasting op deuren en vensters

1. Belasting op deuren en vensters was ooit een vorm van onroerend goed belasting, een directe belasting ingevoerd omdat het verhogen van de inkomstenbelasting niet in goede aarde zou vallen en deze vorm van belastingheffing vrij gemakkelijk was te heffen en te controleren. In Nederland trad de belasting op deuren en vensters op 1 januari 1812 in werking, na de val van de onafhankelijkheid. Napoleon veroverde grote delen van Europa en het Franse belastingstelsel werd ook in Nederland ingevoerd (de belasting op deuren en vensters werd ingevoerd "bij Keizerlijk Decreet van 21 oktober 1811"). Het Franse belastingstelsel hield o.m. in dat de inkomsten voor de overheid werden vastgesteld (bijvoorbeeld 2 miljoen gulden uit de belasting op deuren en vensters), dat per provincie en gemeente een omslag volgde en daarmee het bedrag per deur/venster vaststond. Er was veel verzet tegen de nieuwe belastingen, maar zelfs na de intrede van koning Willem I in 1815 bleef de belasting bestaan.
Deze vorm van belastingheffing wordt vaak "vensterbelasting" of "raambelasting" genoemd. Soms wordt gesproken over "ramen- en deurenbelasting".

De vensterbelasting was afhankelijk van:
- het aantal toegangsdeuren (in België werd onderscheid gemaakt in het soort deur, bijvoorbeeld een koetspoort werd zwaarder belast dan een normale buitendeur) 
- het aantal ramen
- het aantal inwoners van de gemeente waar de woning stond (bijvoorbeeld in 1821 bedragen van 0,40 tot 1,10 gulden per deur of venster)
- de verdieping waarop de deur of het venster (bijvoorbeeld vanaf de derde verdieping een kleiner bedrag)
- de gemeente (op een bepaald moment werden de grote steden enigszins ontzien)
- wellicht was het bewoond zijn of leegstaan ook van belang.

De vensterbelasting gold voor alle buitendeuren en -vensters die "uitkomen op de straten, plaatsen, tuinen, vaarten of wateren". In de begintijd van de belastingheffing was er nog wel eens verwarring welke deuren en vensters wel en welke niet belast waren. De belasting gold uitsluitend voor buitendeuren en buitenvensters, dus geen deuren en ramen die geen directe verbinding hadden met de buitenlucht. (Deze buitendeuren en -vensters waren ook gemakkelijker te tellen.) Ook vensters op binnenplaatsen, achterplaatsen e.d. telden mee.

In Nederland waren uitgezonderd van vensterbelasting (wet van 12 juli 1821):
- woonhuizen beneden de 20 gulden jaarlijkse huurwaarde
- fabrieken, schuren, stallen, kerken, scholen e.d., openbare gebouwen
- dakvensters
- zolders, kelders en andere vertrekken die niet voor bewoning geschikt waren.

De belasting werd geheven van de bewoners (huurders) van de gebouwen, maar als de eigenaar aangeslagen werd zou deze dat bedrag aan de huur toevoegen.

Zoals in Nederland de vensterbelasting vanaf een huurwaarde van 20 gulden werkte en arme mensen dus als vrijgesteld konden worden beschouwd, zo gold in Engeland dat arme mensen en eigenaren van bijvoorbeeld melk- en kaasfabrieken geen vensterbelasting hoefden te betalen (sociale en hygiënische redenen). In Frankrijk waren openbare en militaire gebouwen, scholen e.d. en bejaardenhuizen vrijgesteld van vensterbelasting.

Naast de vensterbelasting kende men als directe belasting, naast de belasting op huizen en landerijen, in diverse landen ook belastingen op het aantal haarden (haardsteden, schoorstenen, schouwen, ovens), het meubilair en bijvoorbeeld ook het aantal luxe paarden, dienstmeiden en knechten. Het gemak van de heffing van de vensterbelasting was duidelijk: de inspecteur hoefde niet naar binnen, hij telde eenvoudig het aantal buitendeuren en ramen van de woning en koos het bedrag per buitendeur/raam (afhankelijk van de gemeente). Na verloop van tijd werd de vensterbelasting, door de uitzonderingen en verschillende interpretaties van de wet, toch complexer dan zij oorspronkelijk leek.

Ontwijken of verminderen van de vensterbelasting
Als gevolg van de vensterbelasting hebben burgers veel gedaan om deze belasting te verminderen:
- vensters dichtmetselen; vaak werd er in de dag gemetseld, zodat nog wel het venster als vorm zichtbaar was; soms bleef ook de raamdorpel (buitenzijde venster) bewaard; soms werden de gevels na het dichtmetselen wit gepleisterd (zodat het aanzien weer min of meer één geheel was) of werd beschilderd met een raam dat op de echte vensters leek; aan de binnenzijde werd het dichtgemetselde venster vaak met behang beplakt of van een schilderwerk voorzien
- minder vensters, maar groter (uiteraard bij nieuwe woningen)
- verhuizen naar een plaats waar minder vensterbelasting werd geheven
- het huis niet permanent bewonen (deze reden wordt verschillende keren genoemd, maar het is niet duidelijk of dit echt meespeelde).
Door die acties werd simpelweg het bedrag per deur en raam verhoogd; de benodigde inkomsten van de overheid werden immers periodiek vastgesteld.
(Andere trucjes om belasting te ontduiken waren bijvoorbeeld schilderwerk met marmerimitaties en het overschilderen van eikenhout waardoor het grenenhout leek...)

Sociale aspecten
In Engeland werd in 1825, waarschijnlijk om sociale redenen, het minimum aantal vensters waarvoor men belasting moest betalen, verhoogd van 6 naar 8 ramen.
In het midden van de 19e eeuw werd de vensterbelasting in de volksmond een "belasting op licht en lucht" genoemd. Onder invloed van de industriële revolutie was er enorme trek van het platteland naar de industrie en de steden. Huizen met veel mensen erin en met weinig vensters zorgden voor donkere, bedompte ruimten die slecht waren voor de gezondheid van de vele mensen die in de huizen woonden. In Engeland werd om die reden de vensterbelasting al in 1851 opgeheven. In Nederland werd de vensterbelasting pas in 1896 beëindigd, met het einde van het Franse belastingstelsel.

In 1840 is in Nederland nog overwogen de belasting op haardsteden, deuren en vensters te laten vervallen en de belasting op huurwaarde te verhogen, maar dat heeft men toch niet doorgezet:
"Men geeft ook in bedenking dat de thans bestaande aanslag van deuren, vensters en haardsteden, rust op eene bepaalde en zekere basis, welke te allen tijde door telling geverifieerd kan worden, en waaraan de Natie nu eenmaal gewoon is. Het schijnt uit een financieel oogpunt bedenkelijk, de ruime en zekere bron van inkomsten op te offeren voor eenen onzekeren aanslag, die ongelijk drukt, die overal voor contestatie vatbaar is, die thans minder tegenstand ontmoet, omdat dezelve slechts vijf ten honderd bedraagt, maar die, bij eene aanmerkelijke verhooging tot twaalf of achttien ten honderd , tot luide en veelal gegronde klagten aanleiding zoude geven." (pdf 1840)
De overheid merkte in het midden van de 19e eeuw dat de grote steden ontzien moesten worden, wellicht door de opkomende kritiek dat de belasting een slechte invloed had op de gezondheid van de bewoners. De inkomsten uit de vensterbelasting waren vrij omvangrijk, waardoor deze belasting niet zonder meer opgeheven kon worden en het gat dichten met verhoging van de inkomstenbelasting lag zéér gevoelig. Uit de jaren 1864/1865 geeft een verslag van een zitting van de Tweede Kamer: "Op deuren en vensters, waarvoor nu in klassen betaald wordt van 44 tot 77 cents hoofdregt, worden de groote steden verligt en alle andere klassen verhoogd tot op 68 cents hoofdregt." Er was nog geen sprake van opheffing, maar men had toch oog voor de nijpende situatie in veel grote steden.


klik op de afbeeldingen voor groter

voorbeeld van een deuren- en vensterbelasting (het jaar xii is het 12e jaar van de franse republikeinse kalender die start op 22 september 1792; het geheugen):


een voorbeeld van dichtgemetselde vensters, om de vensterbelasting te verminderen:


dichtgemetselde en beschilderde vensters, hoek rue saint-honoré / rue des prouvaires. parijs (tangopaso, wikipedia):


De vensterbelasting in andere landen
- In de Romeinse tijd was het al gebruikelijk om belasting te heffen op deuren/toegangspoorten. Deze belasting werd ostiarium genoemd, naar het Latijnse ostium (deur), die was gecombineerd met de columnarium, naar het Latijnse columna (zuil, pilaar), de belasting op zuilen.
- In België is de belasting op deuren en vensters eerder ingevoerd, waarschijnlijk vanaf 1799 (zie bijvoorbeeld belasting op deuren en ramen in Ruisbroek-aan-de Rupel in 1806 (van Dirk Binon). Ook de  Belgische deur- en vensterbelasting was afhankelijk van het aantal inwoners in de gemeente. "Een buitendeur of venster was fiscaal gemiddeld 1,18 fr waard in Vlaanderen, 0,97 fr in Wallonië en 1,33 fr in Brabant." "In het jaar 1860 werden er 2.889.564 belastbare eenheden (deuren en ramen) gevonden." (Juul Hannes)
- In Frankrijk is van 1798 tot 1926 belasting op vensters en deuren van woningen geheven (contribution/impôt sur les portes et fenêtres). In Frankrijk was de belasting mede afhankelijk van het aantal inwoners van de stad (meer inwoners, hogere belasting); voor inrijpoorten (koetspoorten) gold een dubbel tarief. Uitgezonderd waren openbare en militaire gebouwen, scholen e.d. en bejaardenhuizen. (La contribution sur les portes et fenêtres)
"De Franse overheid besefte dat de grondbelasting en de patentbelasting niet alle vormen van inkomensverwerving belastten. Ze bereikte daarmee louter de domeinen onroerend goed en nering. Daarom meende ze letterlijk naar andere tekenen van rijkdom te moeten uitkijken en introduceerde de belasting op deuren en vensters én de personele belasting. Op 4 frimaire VII (24 november 1798) kwam de belasting op deuren en vensters er, omdat de Franse overheid in de mate van aanwezigheid van deuren en vensters die op de straat, een binnenplein of op tuinen van gebouwen of fabrieken uitgaven, uitingen van welstand zocht. Het ging om woningen, waardoor schuren, stallen e.d. niet in aanmerking kwamen." (Familieheemkunde Deinze)
Een fragment over de vensterbelasting uit Les Misérables van Victor Hugo: "Geliefde broeders, goede vrienden! In Frankrijk zijn 1.320.000 boerenhuizen met slechts 3 openingen; 1.817.000 met slechts 2: de deur en het venster; en eindelijk 346.000 hutten met slechts 1 opening: de deur. De reden hiervan is de belasting op deuren en vensters. Verbeeldt u nu arme gezinnen, oude vrouwen, kleine kinderen, die daarin verblijf houden, en ’t is geen wonder dat er koortsen en andere ziekten heersen. Helaas! God geeft de mensen lucht, maar de wet verkoopt ze hun. Ik beschuldig de wet niet; maar ik loof God." (Gutenberg)
- In Engeland dateert de window tax van 1696 (onder koning William III), een belasting op welstand om een belasting op inkomen te vermijden, die werd opgeheven in 1851 (in plaats van de vensterbelasting werd vanaf 1851 belasting geheven op leegstaande huizen, blijkbaar een veelvoorkomend verschijnsel in die tijd). De bewoner van het huis werd aangeslagen; alleen bij leegstaande panden was de eigenaar de vensterbelasting verschuldigd. Vanaf 1778 speelde ook de waarde van het onroerend goed mee in de af te dragen vensterbelasting.
"Door de conflicten in Europa aan het eind van de 17e eeuw en de inflatie die daar het gevolg van was, kwam de regering geld tekort. Tegen inkomstenbelasting maakte men grote bezwaren; men beschouwde inkomstenbelasting als inmenging van de overheid in de privacy. De vensterbelasting was afhankelijk van het aantal vensters. Voordeel van deze methode was dat aan de buitenkant van een huis duidelijk was te zien om hoeveel ramen het ging. In de loop der tijd wijzigde het aantal ramen waarvoor men een bepaald bedrag moest betalen en de ondergrens van het aantal ramen waarvoor men belasting moest betalen. Het criterium van 10 ramen werd later verlaagd (in 1808 was het minimum 6 ramen en in 1825 8 ramen), omdat er minder inkomsten uit de vensterbelasting afkomstig waren. Waarschijnlijk werd er minder vensterbelasting opgehaald, omdat er vensters werden dichtgemetseld en omdat nieuwe huizen minder maar grotere ramen kregen. 
Overigens, arme mensen en eigenaren van bijvoorbeeld melk- en kaasfabrieken hoefden geen vensterbelasting te betalen (sociale en hygiënische redenen).
Voor elk huis moest 2 shilling belasting betaald worden en daarboven werd er belasting geheven op elk raam boven de 10. In 1747 gold bijvoorbeeld de volgende regel:
10-14 ramen: 6 pence (=0,5 shilling)/raam, 15-19 ramen: 9 pence/raam, 20 en meer ramen: 1 shilling/raam."
- In Schotland dateert de vensterbelasting van 1748 en eindigde waarschijnlijk in 1851.
- In Spanje is tot 1910 vensterbelasting geheven.

Met dank aan Vademecum van Piet Bot, Google Books - Wetgeving rakende het stelsel van belastingen naar de wet van 12 julij 1821, vanaf p.114 "De Deuren en Vensters") e.v.a.

Verg. blinde gevel, blinde nis, belasting op daken (een heel ander type belasting).

Eng. window tax


2. Vensterbelasting is soms de benaming voor de belasting (de kracht, het "gewicht") van wat boven het venster is gelegen.


3. Raambelasting is de benaming voor de belasting op het "raam" waarachter een dame zich aanbiedt voor mensen zonder sletvrees (in België).