|
|
Kruiskozijn
/ kruisvenster met glas-in-lood
(vanaf begin 17e eeuw)
17e-eeuwse huizen hadden kruiskozijnen: kozijnen die in het midden
verdeeld worden in vier delen door een meestal houten kruis. Ze werden
tot ±1700 toegepast, meestal voorzien van luiken. De ruitjes waren
ongeveer 10 x 15 cm, vaak glas-in-lood.
Voorbeeld links: Bloemgracht
87-91, reconstructie.
|
|
Bolkozijn / bolvenster met glas-in-lood (variant op kruiskozijn)
(vanaf begin 17e eeuw)
Een bolkozijn / bolvenster is
een soort half kruisvenster (alleen de onderste helft), hier de variant
met glas-in-lood.
|
|
Kruiskozijn / kruisvenster met houten roeden
(±1650) Na
ca. 1650 is het geen noodzaak meer glas-in-lood te gebruiken. De kwaliteit van het
glas werd beter, waardoor men grotere ruitjes kon maken: ongeveer 20 x
25 cm. Lood was te slap om dat formaat de nodige steun te geven en werd
daarom vervangen door roeden van hout. Dat betekent niet dat men na
ca. 1650 geen glas-in-lood meer toepaste, maar pure noodzaak was het
niet meer. Herstel van ramen vond vaak nog in glas-in-lood plaats. In
latere stijlen kwam ook het gebruik van glas-in-lood weer terug.
Voorbeeld links: Singel
85, waarschijnlijk oorspronkelijk wel met glas-in-lood.
|
|
Kloostervenster (variant op kruiskozijn)
Een kloostervenster is
een soort half kruisvenster (alleen rechts of links), hier de variant
met houten roeden.
|
|
Tweelichtvenster met glas in beweegbare ramen
(18e eeuw)
De term tweelicht geeft aan dat het om twee relatief grote glasramen
gaat.
|
|
Schuifraam met vaste tussendorpel
(2e helft 17e eeuw - 1e helft 18e eeuw)
Omstreeks 1685 verscheen er een nieuw type kozijn: een schuifraam
zonder kruis, waarvan het bovenste deel vastzat en het onderste kon
schuiven.
In eerste instantie was het schuifvenster uitgevoerd met een vaste
tussendorpel.
|
|
Schuifraam met kleine roedeverdeling
(±1700)
Dit venster wordt in Amsterdam na 1700 algemeen toegepast. De
eerste schuiframen hadden in de breedte vijf of zes ruiten in houten
roeden; die met vijf werd de vijfdeling genoemd.
Voorbeeld: Geldersekade
8.
|
|
Schuifraam met grotere ruiten
(±1750)
Toen omstreeks 1750 de kwaliteit van het glas weer beter werd, waren
er nog vier ruiten nodig; dit werd vierdeling genoemd.
Voorbeeld links: Herengracht
493.
|
|
Schuifraam met grotere ruiten
(±1790 - ± 1850)
Na 1790 nam het aantal ruiten in de breedte zelfs af tot drie of twee;
die met drie werd driedeling genoemd.
|
|
Empire-venster (met accent op middenas)
(±1810)
In de 19e eeuw kwamen de Franse vensters in de mode: dit waren geen
schuiframen, maar naar binnen opendraaiende ramen. Deze vensters zijn te
herkennen aan de dikkere middenas.
Voorbeeld links: Herengracht
40.
|
|
Schuifraam 6-ruits (zonder accent op middenas)
(±1850 - ±1900) Het Empire-venster beïnvloedde ook het schuifraam dat gelijktijdig
bleef bestaan. Deze vensters zijn te herkennen aan het ontbreken van de
dikkere middenas.
Dit type werd tweedeling genoemd.
Soms werd het onderste deel van twee hogere ramen voorzien in plaats van
vier (overgang naar een T-raam).
De onderdorpel van de afbeelding rechts heeft oren
(iets uit het "kozijn" stekende delen).
|
|
T-raam, T-venster, T-schuifraam
(±1860 - ±1930)
Na 1850 kwam industrieel gemaakt glas op de markt, dat goedkoper was
en het mogelijk maakte om ook in de schuiframen van eenvoudige huizen
maar twee ruiten in de breedte te plaatsen; ook dit werd tweedeling
genoemd. Het vaste bovendeel, het
bovenlicht, werd van één enkele ruit voorzien.
Het T-raam werd echter
ook vaak toegepast met naar buiten opendraaiende ramen in het
onderste deel.
Voorbeeld links: Herengracht
572.
|
|
Bovenlicht glas-in-lood, onderraam één ruit
(±1925?)
|
|
Bovenlicht één ruit, onderraam één ruit, H-venster
(±1930 - ±1950)
|