home  

discl. / ©, lid NVJ

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Toets een onderwerp in het zoekboxje, of
klik op één van de letters A..Z hierboven.

Het is al gelukt dat er bijna nergens woningen gebouwd mogen worden
nu wil GroenLinks overal betaald parkeren in Utrecht. 
Zie GroenLinks en de bizarre dwingelandij.

open bouwen

 

open bouwen, drager en inbouw

Ook: drager en invulling, solids, adaptief bouwen, base building and fit out, layering, layering/layered houses, flexible housing; soms: skeleton and infill.

Wat is open bouwen?
Open bouwen is een duurzame, flexibele bouwmethode waarbij vooral het "binnenwerk" van een gebouw redelijk eenvoudig kan worden aangepast en de levensduur van een gebouw daardoor verlengd kan worden. 
Open bouwen houdt in, dat het gebouw aanpassingen in beginsel open laat, niet begrenst, en daarmee toekomstbestendig is. 
In de praktijk betekent het vaak ook werkelijk open, omdat het aan de eigenaar is alles zelf in te vullen (met uitzondering van de hoofdconstructie van het gebouw).


een echte eyeopener is een appartement van loft-tila in helsinki waarbij de flexibiliteit voor de gebruiker duidelijk is (talli architecture &design, met dank aan remko zuidema van briqs):


de 6-s sequence waarmee de verwachte levensduur van de verschillende "schillen" van een gebouw worden aangeduid; de levensduren zijn indicatief; "services" wordt ook wel "systems" genoemd (afbeelding gebaseerd op "shearing layers of change", 1994, stewart brand; met dank aan remko zuidema van briqs):

Aanleiding open bouwen, toekomstbestendig bouwen, adaptief vermogen
Vooral de laatste decennia staat toekomstbestendig bouwen onder de aandacht. De complexiteit en de hoge kosten van aanpassingen binnenshuis bemoeilijken veranderingen die de eigenaar/gebruiker/bewoner wil doorvoeren.
Op veel gebieden is industrialisering, standaardisering en informatietechnologie ver doorgevoerd waardoor aanpassingen redelijk eenvoudig zijn uit te voeren. In de bouwwereld is dat nog zelden het geval (BIM is een uitzondering). De eisen die een gebruiker aan zijn deel van het gebouw stelt, veranderen steeds. Voor de gebruiker zijn aanpassingen meestal zeer moeilijk door te voeren, foutgevoelig en duur. Vanuit verschillende disciplines zijn daarom ideeën en proefprojecten geïnitieerd om gebouwen toekomstbestendig te maken. Het toekomstbestendige karakter wordt ook wel het adaptief vermogen genoemd: "de mate waarin een gebouw in staat is te reageren op veranderend gebruik".
Om die reden is het in open-bouwen-projecten essentieel te denken in de "vierde dimensie" van tijd en verandering.

Flexibele methoden om toekomstbestendig te bouwen
Er zijn verschillende methoden en manieren waarop we flexibeler kunnen bouwen:
- Scheiding tussen drager en inbouw: de levenscyclus van een gebouw is verdeeld in een lange termijn drager ("vaste elementen", de hoofdconstructie) en een meestal korte termijn inbouw ("variabele elementen", de binnenwanden, keuken e.d.). De drager gaat meestal veel langer mee dan de inbouw.
"De scheiding van drager en inbouw houdt in dat de hoofdconstructie van de woning, inclusief de gebouwschil, fysiek is losgekoppeld van het inbouwpakket." 
Doel van de scheiding is:
. de eerste eigenaar/gebruiker de mogelijkheid te geven zijn woning naar eigen smaak vorm te geven (het inwendige althans)
. wijzigingen aan de inbouw sneller, efficiënter en goedkoper te kunnen uitvoeren.

     
  drager inbouw
hoofdkenmerk lange levensduur, vast, 
moet architectonisch interessant zijn
korte levensduur, variabel,
demontabele aansluitingen
scope, onderdelen hoofdconstructie, grondgebonden,
gebouwschil, maar ook:
de collectieve ruimte, ingangen, gangen,
trappenhuizen, ruimtes voor bijeenkomsten e.d.
binnenwanden,
keuken, badkamer en toilet e.d.
en alle installaties die daarbij nodig zijn
wordt bepaald door eigenaar,
architect, constructeur e.d.
eigenaar/gebruiker, 
bewoner, consument,
eventueel met hulp van interieurarchitect e.d.
duurzaamheid door lange levensduur,
een expressief gebouw blijft meestal langer staan,
gebouw met een zo hoog mogelijk rendement gedurende de gehele levensduur
huisvesting die blijvend past bij veranderingen,
door uitwisselbaarheid, minder afval, eventueel hergebruik
     

- Zowel professionals (architecten, bouwkundigen, stedenbouwkundigen e.d.) als toekomstige gebruikers van een gebouw kunnen ontwerpbeslissingen nemen. De drager zal meestal het domein van de professionals zijn. De inbouw is het domein van de gebruiker; hier kan de gebruiker zijn wensen duidelijker kenbaar maken, eventueel met hulp van professionals (installateur, interieurarchitect e.d.).
- De inbouw bestaat technisch gezien uit o.m. keuken, badkamer, installaties voor verwarming en koeling, warm water e.d. Omdat deze onderdelen van een gebouw meestal een relatief korte levensduur hebben, dient de koppeling daarmee eenvoudig en flexibel te zijn. Dit is het terrein van Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen (IFD). In het boek "Legolisering van de bouw" geeft Hennes de Ridder een duidelijk beeld van hoe hij het gehele gebouw flexibel zou willen zien: bouwcomponenten als legostenen (zie Living Building Concept).
Ook een prefab betonskelet is mogelijk met prefab betonnen vloeren en kolommen van beton, massief hout of dik gelamineerd hout; (bijna) alles demontabel.
- Door een vrije verdiepingshoogte kan de gebruiker zelf zijn "binnenvloeren" kiezen. De verschillende manieren waarop bijvoorbeeld een vide (en het loft-idee) wordt ingebouwd, toont hoe flexibel de scheiding van drager en inbouw een gebouw kan maken.
- Een belangrijke eis met betrekking tot toekomstbestendig bouwen: de drager moet architectonisch interessant zijn, om te vermijden dat men er na een korte tijd niet meer wil wonen. Een gebouw gaat lang mee wanneer het een gebouw is dat "de mensen liefhebben". De economische ouderdom van oninteressante architectuur is immers (gelukkig) meestal veel geringer dan de werkelijk mogelijke ouderdom.
- Overdimensionering is een mogelijkheid om aanpassingen van diverse aard in de toekomst mogelijk te maken: overmaat gebouwruimte en locatieruimte, overdimensionering installaties, overdimensionering van de draagconstructie, uitbreidbaarheid gebouw (horizontaal, verticaal).
- Leidingen / bedradingen in een systeemplafond zijn veel flexibeler dan in vloer en vast plafond. Een systeemplafond is een speciaal soort verlaagd plafond dat bestaat uit een rasterwerk van kleine vakken (meestal ca. 60x60 cm) die als het ware luiken zijn naar de ruimte tussen bouwplafond en systeemplafond. Boven de systeemplaten is ruim plaats voor allerlei leidingen en aftakkingen daarvan. Bijvoorbeeld afvoer van vuil water zal uiteraard handiger zijn vanuit de vloer, maar wanneer de meeste leidingen vanuit het systeemplafond naar de gewenste locatie leiden, heeft dat veel voordelen ten opzichte van leidingen die in de vloer liggen:
. door het systeemplafond zijn de leidingen altijd én gemakkelijk bereikbaar
. de indeling van de ruimte heeft niet of niet veel invloed op de toevoer van de leidingen (ook een functiewijziging is gemakkelijk te realiseren)
. door het niet-instorten van leidingen in de vloer kan men in een later stadium van de bouw kiezen voor het leidingverloop en de locatie van aftakkingen
. extra uitbreidingen en aftakkingen van elektra, internet e.d. zijn zeer snel gerealiseerd
. eventuele lekkages zijn sneller ontdekt, gelokaliseerd en verholpen.

Voordelen van open bouwen (drager en inbouw)
Voordelen van de scheiding tussen drager en inbouw zijn o.m.:
- Grote woningflexibiliteit in de gebruiksfase (bij BREEAM is flexibiliteit één van de scores), meer keuzevrijheid voor de eigenaar/gebruiker, scheppen van levensloopbestendige woningen, toekomstbestendig bouwen (bij GPR is toekomstwaarde één van de scores). Dit alles staat in schril contrast met de functionele architectuur, want "functionele architectuur heeft een leven dat eindigt bij het einde van de functie" (N.J. (John) Habraken). Later werd dit bewonersparticipatie genoemd. 
- Bij industrieel, flexibel en demontabel bouwen (IFD) geldt voor zowel drager als inbouw dat het onderhoud gemakkelijk/goedkoop is; industrieel vervaardigd met bewezen technologie; bouwelementen zijn plug&play en demontabel; er is voldoende ruimte voor toekomstige installaties en apparatuur, bijvoorbeeld door veel loze leidingen en meer aansluitpunten.
- De architect beperkt zich tot de drager, wat hem verlost van allerlei repeterend werk met betrekking tot de inbouw. De architect kan zich wellicht meer toeleggen op de esthetische en maatschappelijke waarde van het gebouw. John Habraken: "Als ontwerper hoef je geen visie te hebben op het eindpunt, maar moet je een manier vinden waarop je de dingen die je belangrijk vindt, kunt zeggen of neerzetten. Hoe het dan precies samengevoegd wordt in een specifieke situatie, ontwikkelt zich pas in de loop van het proces." (Architecten willen zichzelf uitdrukken door hun schepping en dat is juist van toepassing voor de drager die bij voorkeur een bijzonder object vormt. Bij de inbouw kan een interieurarchitect zich uitleven.)
- Anderzijds is ook evident dat het gehele ontwerp- en bouwproces een spel is met en tussen veel verschillende soorten professionals en gebruikers. "Teamwork is even belangrijk als je eigen onderdeel ontwerpen, bouwen, assembleren of installeren. Je wordt pas begrepen als je elkaars 'taal' spreekt, je het in het jargon van de ander of in normaal taalgebruik kunt uitleggen."
- Beperking materiaalgebruik door langere levensduur van de drager en minder verbouw- en sloopafval omdat de inbouw eenvoudig is aan te passen.
- Bij Collectief Particulier Opdrachtgeverschap kan open bouwen de opdrachtgevers nog meer eigen inbreng geven.
- Ook, wellicht vooral, cataloguswoningen lijken geschikt om met open bouwen uit te voeren, om de "flexibiliteit in confectiewerk" maximaal te benutten.

Nadelen en aandachtspunten van open bouwen (drager en inbouw)
- Het open bouwen is vooral een academische, theoretische exercitie geweest. De aandacht is nu gericht op de technische invulling ervan!
- De industrie heeft nog nauwelijks kant-en-klare inbouwcomponenten; de zogenoemde inbouwmarkt is helaas nog minimaal. Wil de gebruiker de inbouw correct uitvoeren, dan moet er een lijst of database zijn van inbouwcomponenten die op dragers en op elkaar aansluiten en van de leveranciers van die componenten.
- Hoe maak je de aansluitingen technisch flexibel? Er bestaan wel enige oplossingen voor aan- en afvoer van (bredere) leidingen bij de flexibele inbouw van keuken, wc, badkamer e.d. In de gevelelementen kunnen loze leidingen worden opgenomen. In de vloer kunnen op bepaalde, gestandaardiseerde plaatsen loze leidingen van bijvoorbeeld 40 en 110 mm diameter worden opgenomen voor aanvoer/afvoer wc/badkamer. Een andere optie is de leidingen niet in de betonnen muren en vloeren te verwerken maar in een soort tussenlaag, die betrekkelijk snel aangepast kan worden (denk wel aan warmte- en geluidsisolatie).
- De bouwwijze is door incorporeren van flexibiliteit vooralsnog duurder dan traditionele bouw. Voorbeeld van mislukte flexibele inbouw: de inbouwcomponent badkamer die er in de jaren 1970 was, was duurder dan de op het werk vervaardigde badkamer, waardoor woningcorporaties niet in zee gingen met die vroege vorm van open bouwen. (In die tijd was nauwelijks interesse voor toekomstbestendig denken; tegenwoordig is meer oog voor de lange termijn, ook bij woningcorporaties.)
- Wanneer de architectuur van het gebouw niet uitstijgt boven het gebruikelijke, is de langere levensduur van de drager zeer onzeker. Het gebouw, of een appartement in het gebouw, is in dat geval na verloop van tijd moeilijker te verkopen, de investering en het milieuvoordeel zijn voor een deel verloren gegaan.
- Het bouwproces is al zeer lang top-down geordend (vanaf het begin van de 20e eeuw, mede door het in werking treden van de Woningwet): rijksoverheid en gemeenten, opdrachtgevers als woningcorporaties en projectontwikkelaars, banken, architecten, aannemers, installateurs en als allerlaatste de gebruikers. Het open bouwen van een wijk of gebouw kan velen tegen de haren in strijken, omdat het voor een deel indruist tegen de gebruikelijke methode en hiërarchie, niet alles vastligt en de gebruiker een duidelijke stem heeft.
- "Zonder plattegronden konden opdrachtgevers niet zeggen of het goed was, en dus konden banken het niet financieren, en aannemers het niet bouwen. Dat was dus een methodologisch probleem. Hoe beslis je tussen twee open bouwen-ontwerpen welke de beste is? Welke beoordelingscriteria moet je daarvoor ontwikkelen? Een oplossing kan zijn inzicht te geven in de mogelijkheden van invulling die worden geschapen door een ontwerp." (Habraken)
- Architecten willen vaak alles ontwerpen, zowel drager als inbouw en soms ook het liefst nog het meubilair en de verlichting. Bij open bouwen zal de rol van de architect zich veelal toch beperken tot de drager. 
- Wie voert het ontwerp van de inbouw uit? Aannemer, installateur, architect, interieurarchitect, gebruiker/doehetzelver?
- De grens tussen drager en inbouw is, ondanks de definitie, zeker niet altijd duidelijk.
- De gebruiker moet keuzen maken met betrekking tot de inbouw; niet iedere gebruiker wil dat. Wanneer de gebruiker ook technisch deze keuzen moet maken (installaties, inbouwvloeren e.d.), is de kans reëel dat de gebruiker teveel afgaat op de prijs of de mooie brochures en beloftes van de leveranciers. Hier kan de (interieur)architect belangrijk zijn en mogelijk is een vorm van "catalogusinbouw" geschikt, met een beperkt aantal opties, bij voorkeur met voor- en nadelen en met een aanpasbare standaard-optie.
- Bij gestapelde bouw over veel verdiepingen kan de geluidsoverlast groter worden als de woningen meer bouwlagen bevatten die in open verbinding met elkaar staan (meer aangrenzende buren). De wooneenheden moeten degelijk geïsoleerd worden tegen contactgeluid en luchtgeluid.
- Woningen moeten als het ware sociaal duurzaam zijn, d.w.z. dat zowel jonge gezinnen met kinderen als ouderen de woning gemakkelijk kunnen bereiken en er gemakkelijk in kunnen wonen; en eventueel elke wat grotere "open bouwen woning" van twee voordeuren voorzien, om gemakkelijk te kunnen splitsen (met dank aan Marc Koehler).
- Zoals bij elk project in de bouwwereld is het belangrijk dat de bouwpartners dezelfde "taal" spreken, goed met elkaar overweg kunnen, elkaar iets gunnen en toch winst kunnen maken, dat er korte lijnen zijn en dat we bereid zijn gezamenlijk problemen vakkundig en snel op te lossen.

Een korte geschiedenis
- Architect John Habraken introduceerde het principe van drager en inbouw voor het eerst in zijn boek "De dragers en de mensen, het einde van de massawoningbouw" (1961) en bouwde hierop voort in latere publicaties. Habraken heeft het open bouwen in een theoretisch kader geplaatst. Samen met tien architectenbureaus en de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) wordt in 1964 de Stichting Architecten Research (SAR) opgericht. De SAR-methode die daaruit ontstond en gebaseerd was op de scheiding tussen drager en inbouw en een duidelijke bewonersparticipatie, riep veel weerstand op bij overheid, projectontwikkelaars en aannemers. Een aantal kleine en grote projecten is gerealiseerd met de SAR-methode. Midden jaren 1970 verlegde de aandacht van de SAR zich op de samenhang tussen woningen en woonomgeving. Een uitgebreide film over John Habraken, zijn leven en werken ("De Drager, 2012)" is bereikbaar via Vimeo.
- Het open bouwen is nog niet definitief doorgebroken. Uit de genoemde nadelen en andere aspecten blijkt vooral dat er nog veel te weinig flexibele (inbouw)componenten zijn (de juiste technische invulling ontbreekt) en dat de afstand tussen opdrachtgever en gebruiker meestal te groot is om de gebruiker bij het proces te betrekken (de opdrachtgever is niet de gebruiker en het zijn toch nog steeds eilandjes in het bouwproces). Hier en daar is er wel een vorm van bewonersparticipatie geweest. Sinds de jaren 1990 worden sommige nieuwe wijken vormgegeven met retro-architectuur van de jaren 1930 en van grachtenpanden en singels; dat is weliswaar zeker geen open bouwen, maar in ieder geval aandacht voor wat de klant/gebruiker waardeert. Pas na de economische crisis van 2008 is de bouwwereld echt wat meer belangstelling gaan tonen voor de gebruiker als klant (beter gesteld: als koper).
- In 1990 is de SAR als stichting opgeheven. Het open bouwen wordt nu internationaal voortgezet als onderdeel W104 Open Building Implementation van CIB (Conseil International du Bâtiment, in het Engels is de volledige omschrijving International Council for Research and Innovation in Building and Construction).

De stad, een organisch gegroeid en groeiend weefsel
Habraken: "Kijk, een stedenbouwer houdt zich ook niet bezig met de architectuur van de gebouwen die in de stad komen; die maakt een framework, een context waarin architecten kunnen werken. Dat inzicht leidde ons tot het begrip van niveaus; het werd onze leidraad. Waar je ook werkt, je bent altijd bezig in iets te werken dat een ander al heeft gemaakt, en wat je maakt wordt een context voor weer iemand anders."
"Autonome monumentale gebouwen maken plaats voor stukken stedelijk weefsel. Er bestaan wel grote projecten, geen grote gebouwen, maar wel kleine stukken stedelijk weefsel."
Habraken refereert aan oude, stedelijke weefsels en vernacular architectuur. "Daar vind ik goede voorbeelden van variatie en coherentie. Niet alleen in de Amsterdamse grachten, ook in Venetië. Eindeloze variatie, en heel duurzaam. Het is niet mijn wens om terug te gaan naar het verleden, maar om uit het verleden dingen te leren die we vandaag de dag kunnen toepassen op eigen wijze."
Een stad ontstaat door een soort organische groei, met weinig regels en met ontwerpen die de gebruiker ook werkelijk wil hebben (vroeger waren de gebruikers vaak de opdrachtgevers). 
Een stad is een samenleving waarin de gebruikers zich veilig moeten kunnen voelen, waar kinderen buiten kunnen spelen, waar voldoende groen is voor je longen en om de hoge stadstemperaturen tegen te gaan, waar je niet wegwaait als je tussen twee gebouwen doorloopt. 

Uit een verslag van de NAi (2012): "De stedelijke structuur, het weefsel, groeide uit tot een onlosmakelijke schakel in het verhaal van tal van open bouwen projecten, verspreid over de wereld. Habrakens prijsvraaginzending voor het nieuwe stadhuis van Amsterdam uit 1967 liet dit al zien. Het is zijn eerste voorbeeld van een continue structuur; geen paleis of een kubus. 'Tachtig procent van zo'n gebouw moet immers alledaagse functies faciliteren', aldus Habraken. 'Daarom moet je een stadhuis bouwen als een stukje weefsel. Geen vrijstaande gebouwen maar continue ruimte, waarbij telkens de vraag wordt gesteld hoe de ontwerpbevoegdheden worden verdeeld.' "
Op basis van deze kenmerken werden verschillende wijken gebouwd die als het ware een "extreem versnelde organische groei" hebben doorgemaakt.


klik op de afbeeldingen voor groter


het inntel hotel en het stadhuis in zaanstad laten dit "weefsel" goed zien; door de bijzondere vorm en architectuur zijn deze gebouwen meer geschikt voor andere functies, waarschijnlijk ook in de verre toekomst (foto van het inntel hotel, afbeelding zaanstreek, arch. wam architecten, op basis van een stedenbouwkundig plan van soeters van eldonk architecten
; sinds 2016 is het bureau van jos van eldonk common affairs):


zicht op het stadhuisplein in zaanstad (arch.
soeters van eldonk architecten):


Voorbeelden van verschillende manieren van flexibel bouwen 
- Shopping malls worden al langere tijd vrijwel uitsluitend ontworpen via open bouwen, omdat elke winkel zijn eigen invulling wil geven aan de beschikbare ruimte. Bij winkelcentra is open bouwen vanzelfsprekend.
- Inntel Hotel en Stadhuis, Zaanstad, WAM Architecten en Sjoerd Soeters en Jos van Eldonk (2006-2010), ook deze ontwerpen zijn vormen van open bouwen, door de bijzondere architectuur en vorm is een functiewijziging eenvoudiger uit te voeren (foto's hierboven).
- De Solids van Frank Bijdendijk, directeur van de Amsterdamse woningbouwvereniging Stadgenoot (2004-2011): gebouwen met vrij indeelbare huurappartementen in Amsterdam West en op IJburg (zie o.m. Mixed Use van De Bos, Bronsvoort en De Jong).
- Loft Tila, Helsinki Arabianranta, Talli Architecture & Design (Pia Ilonen), (2008-2010): 39 vrij indeelbare appartementen, vaak met meer bouwlagen per appartement, waardoor een soort loft ontstaat.
- Gebouw Multifunk van ANA Architecten (2001-2006): door de vermenging van functies en de vorm van het geheel lijkt eren functieaanpassing in de toekomst eenvoudig; de traditionele architectuur is wellicht een begrenzing (zie o.m. Mixed Use van De Bos, Bronsvoort en De Jong).
- Flexibele inbouwsystemen van Matura Inbouw en ActiefBouwen (1994, 1995) (Studie uit 2007 van Danny Bloemen).
- Next21, Osaka, Japan, met het motief Green Architecture (Ecologie), architecten o.m. Utida, Machiya (1989-1993): in verband met het experimentele karakter mag men maar 5 jaar in een woning in Next21 verblijven, de redenen hiervoor zijn (a) om het gemak of de moeilijkheid van aanpassingen boven water te krijgen door steeds nieuwe bewoners en (b) de vertrekkende bewoners hun ervaringen met open bouwen mee mee te laten nemen naar een volgende woning.
- Lunetten, Utrecht, architectenbureau Kokon en Stichting Architecten Research SAR (projectarchitect Frans van der Werf) (1971-1982): 5600 woningen met scheiding van drager en inbouw, ruime bewonersparticipatie.
- Molenvliet, Papendrecht, ontwerp van Frans van der Werf (Stichting Architecten Research) (1969-1976): 123 woningen met scheiding van drager en inbouw (Frans van der Werf is één van de eersten die als architect meegewerkt heeft aan een omvangrijk project van drager en inbouw).


klik op de afbeeldingen voor groter

open bouwen over meer bouwlagen, loft tila, helsinki (talli architecture & design):


een ander voorbeeld van open bouwen over meer bouwlagen, loft tila, helsinki (talli architecture & design):


next 21, osaka, arch. o.m. utida en machiya:


afwegingsmodel vraag-aanbod open bouwen;
klik voor groter! (uit "gebouwen met toekomstwaarde!"):


keuzevrijheid indien de inbouwmarkt een realiteit wordt;
klik voor groter (uit "eigen inbouw solids amsterdam" van anne bots):


Documentatie
- Afbeeldingen van (onder meer) open bouwen projecten (van Briqs)

- Gebouwen met toekomstwaarde!, en de Bijlage Indicatoren (2014)

- Drager en inbouw: denken op lange termijn (2001, van Febelcem)

- Flexibilty Mixed Use (van Thomas de Bos, Freek Bronsvoort en Geert Durk de Jong)

- Gewild wonen = gewild bouwen? Consumentgericht bouwen, scheiding drager en inbouw (2000)

- Drager voorbeelden, Tila lofts, Helsinki (2011, van Talli Architecture & Design)

- Een uitgebreide film over John Habraken, zijn leven en werken "De Drager" (2012) is te zien via Vimeo

- Definiëren en loslaten, interview met John Habraken (over drager en invulling; van Klaske Havik en Hans Teerds)

- Stichting Architecten Research SAR (John Habraken, Sjoerd Soeters, Frans van der Werf e.a.)

- Open bouwen, drager en inbouw, benchmark Slokker Innovate (2012)

- Studie: flexibele inbouwsystemen van Matura Inbouw en ActiefBouwen (1994, 1995)

- Fimpje over Next21 in Osaka

- Eigen inbouw Solids Amsterdam (van Anne Bots)

- Dutch Green Building Council (DGBC)

- Over o.m. innovatie en duurzaamheid: Briqs


Met dank aan o.m.
Remko Zuidema van Briqs voor de eyeopener en het vruchtbare gesprek.

Zie ook cascobouw, Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen (IFD), Living Building Concept, duurzaam bouwen, levenscyclus, circulair bouwenstructuralisme.
Verg. eventueel (iets geheel anders) dampopen bouwen.

Eng. base building and fit out, layering, layering/layered houses, flexible housing, (soms) skeleton and infill