Veel
betonsoorten dienen een luchtbelpercentage (volumepercentage) te hebben van 4 à
6% om in beton tijdens vorst-dooi-perioden
het water op te kunnen vangen. Om vooral verdicht
beton en zelfverdichtend beton deze
hoeveelheid luchtporiën te geven worden luchtbelvormers
toegepast in de betonspecie. "De maximale afstand tussen de luchtbellen mag niet te groot zijn, want het bevriezende en dus uitzettende water moet de luchtbelletjes kunnen bereiken.
Hiervoor wordt het begrip afstandsfactor gebruikt: de afstand van een willekeurig punt in de betonspecie tot het dichtstbijzijnde
luchtbelletje. Een luchtbelvormer is effectief als de afstandsfactor kleiner is dan 200 à 250
µm (0,20 à 0,25 mm), gemeten op het verharde
beton."
"Overigens, behalve de gelijkmatige verdeling van de luchtbelletjes in het beton is ook de hoeveelheid microporiën (diameter < 300 µm) van belang. Het gehalte aan dit soort belletjes wordt gekarakteriseerd met het luchtgehalte L300. Gebleken is dat L300 minimaal 1,8% (V/V) moet zijn."
De term afstandsfactor wordt gebruikt, en niet gewoon afstand tot de
luchtbellen o.i.d., omdat de afstand van elk punt in het beton tot
een luchtbelletje een "omstandigheid is die invloed op iets uitoefent"
(d.w.z. een factor is).