Delftse School (ca. 1925-1955)

De Delftse School is een traditionalistische sobere bouwstijl (ca. 1925-1955), ontstaan rondom de Delftse hoogleraar ir. M.J. Granpré Molière (1883-1972). Inspiratiebronnen vormden de traditionele vaderlandse baksteenarchitectuur en, bij kerkbouw, de romaanse bouwkunst. 

Kenmerkend voor de Delftse School zijn:
- het vrijwel uitsluitend gebruik van baksteen
- hoge met pannen beklede, hellende daken tussen topgevels
- hoge gootlijnen
- het gebruik van natuursteen op constructief belangrijke punten
- niet teveel opvallen (traditioneel blijven)
- wel gold: de vorm wordt bepaald door de functie (eenvoudige woningen, grote publieke gebouwen).

De Delftse School heeft de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog in sterke mate beheerst.

Wanneer het Functionalisme in de architectuur rond 1930 op zijn hoogtepunt is, ontwikkelt zich een reactie daarop, waarbij de economische crisis een grote rol speelt. Het pessimisme in die tijd heeft ook zijn weerslag op het ondernemen van experimenten. Fel is het oordeel over andere stromingen in de architectuur, vooral ten aanzien van de Nieuwe Zakelijkheid. Het oordeel is dat architecten van deze bouwstijl teveel nadruk leggen op het materiaal (het materialisme) en de techniek (het stoffelijke), terwijl de vorm volledig wordt genegeerd (het geestelijke).
Men zoekt naar zekerheden, zoals het putten uit de Hollandse gouden eeuw en uit de klassieke Oudheid. Deze terugkeer naar vroegere tijdperken is ook in de architectuur terug te vinden. Dit zogenoemde classicisme van de 20e eeuw wordt in Nederland in de architectuur aangeduid als de Delftse School. Zij kwam namelijk tot ontwikkeling op de afdeling bouwkunde van de TH in Delft onder leiding van Granpré Molière. Gezocht werd naar de eeuwige waarheid in de architectuur (het onvergankelijke). Molière had zich inmiddels bekeerd tot het katholicisme, een groot deel van de architectuur  van de Delftse School bestaat dan ook uit religieuze architectuur

Architecten die een andere mening waren toegedaan, noemde de Delftse School traditioneel en archaïsch.

Enige monumentale gebouwen van de Delftse School zijn het stadhuis in Waalwijk (1929-1930) en het oude gedeelte van het Van Abbemuseum in Eindhoven, beide van Kropholler, het stadhuis te Enschede van Friedhoff (1930-1932) en het Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam van Van der Steur (1935).
De macht van de Delftse School was in 1945 zo groot, dat bij de verdeling van de opdrachten voor de wederopbouw van de door oorlog getroffen gebieden, bijna alle opdrachten naar de Delftse School gaan. Alleen in Rotterdam krijgt de Nieuwe Zakelijkheid een kans. De macht van de Delftse School duurt voort zolang Granpré Molière hoogleraar is in Delft, tot oktober 1953.
Na ca. 1950 werd de kerkelijke baksteenarchitectuur in een strakker jasje voortgezet door de Bossche School van de architect en benedictijner monnik Dom Hans van der Laan.


delftse school, stadhuis waalwijk, architect kropholler, 1929:


museum boijmans van beuningen, architect van der steur, 1935:


Voorbeelden van de Delftse School
.

Eng. Delft School