*)

De basis van Le Corbusier: vrij technisch en praktisch, rechte lijnen (de mens is van nature ordelijk)

Le Corbusier was het pseudoniem voor Charles Edouard Jeanneret, 1887-1965. Het begin van Le Corbusiers loopbaan als architect en kunstenaar vormde het onderwijs aan de School voor Kunstnijverheid in zijn Zwitserse geboorteplaats La Chaux-de-Fonds. Aanvankelijk volgde hij hier alleen een opleiding als graveur, maar later werd hij opgenomen in de "Cours Superieur". Deze opleiding werd gegeven om de beste leerlingen vertrouwd te maken met architectuur en woninginrichting. Hierbij werd vooral onderwezen in de theorieën van de Jugendstil en de Arts and Crafts beweging.

Le Corbusier: "Ik bouwde mijn eerste huis toen ik zeventien was. Het zat vol decoraties. Ik was vierentwintig toen ik mijn tweede huis bouwde; het was wit en kaal: ik had tussendoor gereisd. De tekeningen van dit tweede huis lagen op mijn tekentafel. Het was in 1911. Ik werd plotseling getroffen door de willekeurige plaatsing van de openingen in de gevel (deuren en vensters). Ik maakte ze zwart met houtskool. De zwarte vlekken spraken nu de een of andere taal, maar een onsamenhangende. Opnieuw werd ik getroffen door het ontbreken van een regel of wetmatigheid. Verbijsterd realiseerde ik me dat ik in een totale chaos werkte. Toen ontdekte ik voor mijn eigen gebruik de noodzaak van een regulerend instrument. Deze obsessie zou voortaan in mijn hoofd blijven hangen."



In bezielende omgevingen werd hij één van de vernieuwende ontwerpers

Hij was een tijdgenoot van architecten als Ludwig Mies van der Rohe (1886-1969), Erich Meldelsohn (1187-1953). Van Auguste Perret (1874-1954) leerde hij veel over het bouwen in gewapend beton. In 1910 werkte hij korte tijd aan het atelier van Peter Behrens (1868-1940) in Duitsland en later kwam hij in contact met de architecten van de Deutsche Werkbund. Beïnvloed door Fernand Léger (1881-1955) en Pablo Picasso (1881-1973) oriënteerde hij zich sterker op het kubisme.
Norbert Huse schrijft dat "Le Corbusier door zijn nieuwe contacten met het fundamentele probleem van de moderne architectuur geconfronteerd werd, namelijk zich in functioneel, constructief en bovendien ook artistiek opzicht aan de belangen van de geïndustrialiseerde maatschappij aan te passen".

Hij was bijzonder geboeid door de vorm  van het technische product en door de overeenkomsten tussen de wereld van de architect en die van de technicus. Hij stelde daarbij vast dat de ontwikkelingen in de architectuur achterbleven bij die van de techniek en de industrie. 

De rol die functie en constructie in de architectuur vormen, wordt gegeven door zijn uitspraak "une maison est une machine à habituer". Hij doelde erop dat de woning de mens in staat moet stellen om te wonen, dat zij daartoe ruimte moet bieden en daartoe ook technisch moet zijn uitgerust. In zijn ogen werd het probleem van de woningbouw indertijd bijvoorbeeld niet gesteld, noch wat betreft planontwikkeling, technische uitrusting of productie. (Met huidige ogen wellicht iets voor te zeggen, teveel planontwikkeling is soms erger dan geen plan.) Le Corbusier heeft een duidelijk functionele benadering van de architectuur, maar waarschuwde ook voor de gemeenplaats "quand une chose répond à un besoin, elle est belle".


Een standaardontwerp

Ontwerp van het Dom-ino huis

Al in 1914 levert Le Corbusier een bijdrage voor een nieuwe samenleving in de vorm van het Dom-ino huis. Het Dom-ino huis is gebaseerd op een skelet van gewapend beton. De structuur wordt niet gedragen door muren maar door pijlers, die de vloer en het dak dragen. De plattegrond is daardoor één vrije ruimte die overeenkomstig de behoefte van de bewoner ingedeeld kan worden. De naam Dom-ino is afgeleid van het dominospel. De stippen op de stenen zijn hier de betonnen pijlers die de constructie dragen. De woningen kunnen op alle mogelijke manieren aan elkaar gekoppeld worden, net als bij dominostenen. Dit huis is een standaardontwerp en kan op zeer grote schaal geproduceerd worden. 



De gelijkheid in vorm en de rangschikking die als het ware vanzelf ontstaat door deze huizen aan elkaar te koppelen, vormen voor Le Corbusier de basisidealen van een nieuwe schoonheidsbeleving. Een schoonheid die hoort bij zijn tijd en die wordt voortgebracht door nieuwe technieken en materialen die specifieke vormen vereisen.

In 1923 publiceerde Le Corbusier "Vers une architecture" ("Naar een architectuur"), waarin hij een nieuwe bouwkunst voorstelt, die past in het gemechaniseerde tijdperk. In het boekje zijn artikelen gecondenseerd die in het tijdschrift "L'Esprit Nouveau" verschenen, waarvan Le Corbusier één van de oprichters/schrijvers was. In "Vers une architecture" herinnerde hij zijn collega-architecten ook aan drie, in zijn ogen, voor de architectuur en het ontwerpen belangrijke begrippen:


Ter gelegenheid van een Werkbundtentoonstelling publiceerde Le Corbusier een boekje, waarin hij zijn bouwprincipes als "Cinq points de l'Architecture Moderne" uitlegde, die voor het bouwen met gewapend beton geldig zijn:

Resultaat van deze "vijf punten" is een ongekend grote mate van vrijheid van ontwerp. Er kan gewerkt worden met eventueel geprefabriceerde bouwelementen. Massaproductie van bouwelementen maakt het mogelijk met exacte afmetingen goede en goedkope elementen fabriceren. Op deze manier heeft de architect een koffer met bouwelementen die hij naar vrijheid kan benutten. 

Le Corbusiers nieuwe architectuur komt ook al tot uitdrukking in zijn Dom-ino-huis. Hij voelde bij het ontwerpen van gebouwen enerzijds een dringende behoefte aan regels die sturing aan een ontwerp konden geven. Tot die maatgevende regels behoren zijn "controlelijnen" en later het maatsysteem van de Modulor. Anderzijds wilde hij er ook weer van af, als hem dat beter uitkwam.

In 1927 ontwierp hij een villa Villa Stein voor De Monzie, de minister van Cultuur, in Garches. Het gebouw is bekend onder de namen Villa Garches, Villa Stein en Villa de Monzie. Hier paste hij de zogenoemde "deconstructed Palladian" structuur toe. Deze stijl van bouwen werd later de International Style genoemd. Wat betreft vormgeving is hier duidelijk affiniteit met De Stijl.

 
villa garches, schets met verhoudingen van de gevel:
 


villa varches, ontwerp resp. voltooid:


Chroom, staal, leer

In 1928/29 ontwierp Le Corbusier in samenwerking met Charlotte Perriand tafels en zitmeubels van chroom, staal en leder, die in de "Salon d'Automne" in 1929 getoond werden.

(klik op de kleine foto's voor een vergroting)


basculant:


lc, grand confort:


lc2:


s:


slanke tafel met glazen blad:


Van villa's tot stedenbouw

In 1927 naam Le Corbusier deel aan de architectuurprijsvraag voor het Palais des Nations in Genève. Zijn ontwerp gold weliswaar als uitstekend en eindigde op de eerste plaats, maar leden van de jury, die de oude traditionele belangen van de academie behartigden, verhinderden de realisatie van Le Corbusiers project. Uit kritiek en verontwaardiging over het onrechtvaardig resultaat van dit prijsvraag richtte Le Corbusier met een aantal architecten van naam, zoals Walter Gropius (1883-1969) en Hugo Haering (1882-1958), in 1928 in het Zwitserse La Sarraz het "Congrès Internationaux d' Architecture Moderne" (CIAM) op. Deze vereniging hield zich vooral bezig met stedenbouwkundige planningen en formuleerde in 1933 de beroemde "Charta van Athene".

In 1929 ontwierp Le Corbusier de Villa Savoye en begaf zich op een studie- en voordrachtsreis naar Zuid-Amerika, welke een reeks van reizen in latere jaren volgden, onder andere naar Moskou, Zweden, Noorwegen, Engeland, Spanje, Italië, Noord-Afrika, Griekenland en de Verenigde Staten.


villa savoye in poissy-sur-seine


Details van de Villa Savoye (klik op de kleine foto's voor een vergroting):


interieur:


dak:


trap:


plattegrond:


perspectief
:


Stedenbouw

Nadat hij al in 1922 het model van de "Ville Contemporaine" en in 1925 de "Plan Voisin" had uitgewerkt, publiceerde Le Corbusier in 1935 een verder stedenbouwkundig project, de "Ville Radieuse". Deze modellen ontwierp hij allemaal met de bedoeling de bruutheid en onmenselijkheid van de steden te bestrijden, bijvoorbeeld door het scheppen van groenvoorzieningen en gemeenschappelijke huizen, en door het geven van oplossingen voor de problemen met het verkeer. Le Corbusiers sterk bekritiseerde stedenbouwkundige plannen bleven meestal visioenen en werden bijna nooit gerealiseerd.

De behoefte aan een andere architectuur, aan een helder, beproefd organisme werd volgens Le Corbusier veroorzaakt doordat de objecten niet alleen in functioneel opzicht niet meer voldeden maar ook om een duidelijk ordenend en constructief beginsel ontbrak.
Maar, zou Le Corbusier zich ooit hebben afgevraagd hoe het wonen is in dergelijke hoogbouw?


la ville contemporaine, 1922:


le plan voisin, 1925:


le corbusier bij de maquette van "la ville radieuse", 1935:


juist veel groen tussen de hoogbouw van la ville radieuse:


Modulor en Gulden Snede

Natuurlijke organismen leren ons een belangrijke les: eenheid in vorm, zuivere silhouetten. De secundaire elementen zijn verdeeld op een verlopende schaal die zowel eenheid als verscheidenheid verzekert. Het systeem is tot in zijn verste vertakkingen een geheel." Over het zakencentrum in Algiers: "Hier heerst de gulden snede: het heeft de harmonische verpakking en een sprankelend prisma verschaft; het heeft het ritme op een menselijke schaal geregeld, variaties mogelijk gemaakt, fantasierijke details mogelijk gemaakt en het algehele karakter van onder tot boven beheerst. Dit 150 meter hoge gebouw is tegen alle risico"s verzekerd: het is in alle delen harmonieus. Het moet bijna wel met ons gevoel harmoniëren."


le corbusier, tekening van een boom als voorbeeld voor het organisme van een gebouw:


Le Corbusier laat ook zien hoe de gulden snede het karakter van de gevel veranderde:
"Alles leek onverbiddelijk beheerst te worden door een reeks van verstandelijke beslissingen. Toen kwam er een poëtische beslissing tussendoor. Het ontwerp was in grote lijnen symmetrisch maar na een bijstelling die het gevolg was van een gulden snede diagram werd het karakter van de gehele gevel asymmetrisch. De vorm lijkt naar links uit te groeien en naar rechts te krimpen als gevolg van de tweevoudige druk van de plek: de rots en de zee. Met andere woorden de afscheiding tussen kleine louvres en grote louvres werd naar links van het midden verschoven, zodat de verdeling van de gevel correspondeert met de verhouding van de gulden snede. Zo schept de verdeling van de gevel een illusie van asymmetrie hoewel de plattegrond symmetrisch bleef." 


le corbusier, "zakencentrum" in algiers: 


De bestudering van de gulden snede bracht Le Corbusier tot de "Modulor", een systeem van verhoudingen die hij als volgt beschrijft: "De modulor is een maatsysteem gebaseerd op het menselijk lichaam en de wiskunde. De hoogte van een man met opgeheven arm kan in delen worden verdeeld op punten die zijn positie in de ruimte bepalen: zijn voeten, zijn navel, zijn hoofd, zijn vingertoppen. Deze drie intervallen leveren een reeks uit de gulden snede."
(Uiteraard was het feitelijk niet de bestudering van de gulden snede, maar simpelweg de beschrijving van Vitruvius over de verhoudingen van het menselijk lichaam (zie bij module), die Le Corbusier kopieerde in zijn Modulor.)



Het principe van de gulden snede is hier gebruikt om twee reeksen met afmetingen van de menselijke figuur op te stellen. De ene (blauwe reeks) is gebaseerd op de hoogte van een staande man met opgeheven arm: 2.26 meter. De andere (rode reeks) is gebaseerd op de hoogte van deze man gemeten van zijn voet tot zijn kruin: 1.83 meter.

Le Corbusier geloofde dat deze maten, direct gerelateerd aan het menselijk lichaam, architecten zouden helpen bouwwerken aan de behoefte van de mens aan te passen.

"De getallen van de Modulor, die uit een oneindig aantal mogelijke waarden gekozen wordt, zijn maten, dat wil zeggen, echte lichamelijke feiten. Ze horen bij een systeem van getallen en hebben daar ook het voordeel van. Waarschijnlijk kiezen we eerder de beste maten als we ze kunnen zien, met uitgestrekte handen kunnen schatten, niet alleen voorstellen (tenminste voor maten die dicht bij ons eigen postuur liggen). Het modulor-meetlint moet daarom op het tekenbord van de architect liggen naast zijn passer, zodat dit hem een direct zicht kan bieden op de maten en bijgevolg een concrete keus kan bieden. Architectuur (ik pas die term toe op bijna elk object dat door de mens gemaakt is) moet onze lichamelijke zinnen aanspreken evenzeer als onze geest.

"De modulor is een stuk gereedschap, een precisie instrument. Je kunt het zien als een klavier, een piano die gestemd is. De piano is gestemd, hoe goed je er opspeelt hangt van jou af. De modulor verschaft geen talent of, nog minder genialiteit. Hij scherpt een saaie geest niet aan. Wel geeft hij de gebruiker de voldoening met maten te werken die principieel goed zijn. Maar uit het onbeperkt aantal combinaties van de modulor moet je zelf een keus maken."

Terug naar de werkelijke menselijke maat?

Al vanaf ongeveer 1935 veranderden langzaam Le Corbusiers denkbeelden en voorstellingen, die dan vooral voor zijn werk na de Tweede Wereldoorlog gevolg hadden. In die tijd begon een nieuwe fase in zijn loopbaan, in welke niet meer zo sterk de aanpassing aan de technische beschaving in de voorgrond stond, maar hoofdzakelijk de terugkeer naar het oorspronkelijke, eenvoudige leven. Niet alleen om die reden is Le Corbusier zijn latere werk aan de ene kant gekarakteriseerd door het gebruik van natuurlijke en onbewerkte materialen, maar aan de andere kant ook bestemd door een plastische, meer monumentale stijl.
In aansluiting aan deze veranderde principes bouwde Le Corbusier in 1947 de Unité d'Habitation in Marseille en in 1950 de kapel Notre-Dame-du-Haut in Ronchamp.

Het ontwerp van de Unité d' Habitation ontstond uit de idee, een gebouw te scheppen, zoals het Kartuizerklooster in Galluzzo, dat op Le Corbusier sterke indruk gemaakt heeft, waarin vele mensen in een gemeenschap kunnen samenleven. Omdat hij van mening was, dat de grote steden bruut en erg onmenselijk zijn, concipieerde hij hier een huis, welk na het voorbeeld van de kloosterlijke levensgemeenschap een zogenoemd "cel" voor iedere familie voorzag en evenwel een bouwlaag met winkels en cafés en een daktuin voor sportieve activiteiten. Zoals te zien wordt het gebouw weliswaar door pilotis getild, die echter nu meer plastisch gemodelleerd en robuuster zijn. Het sterkere gebruik van krachtige kleuren, de onbewerkte "béton brut" (ruw beton, meestal schoonbeton) en bescherming tegen de zon zijn kenmerken voor de realisatie van Le Corbusiers nieuwe ontwerpen.



dak van de unité d'habitation:


dakterras van de unité d'habitation:


De kapel Notre-Dame-du-Haut, gelegen op de heuvel van Bourlémont, is één van de belangrijkste plaatsen van hedendaagse heilige kunst, een plaats van aanbidding, ontworpen door Le Corbusier. De weg die naar de kapel leidt is door de eeuwen heen begaan door duizenden pelgrims die Maria kwamen aanbidden. Ronchamp dus heeft een lange geschiedenis als pelgrimsoord, gewijd aan de Heilige Maagd, een traditie die diep in de plaatselijke cultuur verankerd ligt. 
In 1950 maakt Le Corbusier een maquette van pleister. Dit project wordt door enkele vastberaden mannen, zoals kanunnik Ledeur, goedgekeurd. De werkzaamheden beginnen in 1953 en de kapel wordt ingewijd op 25 juni 1955. 

De architect drukt zeer sterk zijn stempel op dit werk en toont zijn gevoeligheid door middel van een uitzonderlijk gebouw. Door lichtspel, luchtige bogen en krachtig materiaal leent deze plaats zich volkomen voor overpeinzing, voor het luisteren naar de stilte. De Kapel van Notre-Dame-du-Haut mag dan bij de bezoeker verbazing opwekken vanwege de bijzondere vormen, maar dit maakt deel uit van het werk van Le Corbusier. De witte kleur en de bogen van het gebouw vormen een tegenstelling met de ruwheid van de betonachtige schaalbouw. 


notre-dame-du-haut, ronchamp, 1955:


(klik op de kleine foto's van de Notre Dame du Haut voor een vergroting)


*) Hoewel weinig van zijn ontwerpen ook werkelijk zijn gebouwd en veel ideeën kopieën waren van anderen, heeft Le Corbusier veel onder de aandacht gebracht en is dit artikel, samengesteld uit artikelen van prof. ir. Pennink ("Inleiding in het architectonisch ontwerpen", TU Delft), Galynski  en vele anderen, toch enigszins op zijn plaats.